Jonah over de grens V

De zachte handen van de kasteelheer zullen langzaam verdwijnen. Na veertig jaar in Schloss Anholt te hebben gewoond en gewerkt heeft Duco van Krugten zich met zijn vrouw Ruth van Krugten-Stadtbäumer teruggetrokken midden in de natuur, in een huis met uitnodigende stoelen die uitkijken op een meertje in Millingen. Hier werkt hij fanatiek in de tuin en ontstaat er eelt op zijn handen.

Mijn vriend, uitgever en antropoloog Hans de Beukelaer stelde voor om hem te bezoeken. Hij kent Duco uit het kasteel-archief in Anholt. Naast kasteelheer was Duco ook historicus en archivaris. De mannen praten en de tijd is fluïde voor de historicus, zoals ‘de mens en z’n gedrag’ dat is voor de antropoloog. Ze spreken over tolheffingen, stukken land, een schilderij van Rembrandt, hoe Nederland een zeemacht en toen een moraliserend gidsland werd, de invloed van de Spanjaarden en protestanten, en dat er na de Franse revolutie nooit iets werd vererfd op Schloss Anholt. ‘Daarom zijn de documenten en spullen bewaard gebleven,’ zegt Duco. ‘Het was heel verleidelijk om me te begraven in het archief, maar ik moest ook de rest van het landgoed beheren.’ Hij werkte er in opdracht van een oude vorst. Ze raakten bevriend maar zouden elkaar altijd met ‘Herr Doktor’ en ‘hoogheid’ aanspreken. De oude vorst zei wijs: ‘Dat blijven we altijd doen, omdat we zo nooit ruzie krijgen.’

De avond gaat snel vallen. Nadat er lang over het verleden is gesproken, wordt er over de toekomst nagedacht. Zonder toekomst is er immers ook geen verleden. Vorsten, oude adel en koningshuizen mogen dan hun bezittingen, archieven en namen doorgeven aan stamhouders en zo de geschiedenis tekenen, maar dat is de papieren werkelijkheid. In Alles Neu zingt Peter Fox: ‘Die Welt mit Staub bedeckt, doch ich will sehen wo’s hingeht.’ Ik luister aandacht als Ruth het woord neemt. De toekomst is altijd vrouwelijk.

De Duitse hoffelijkheid bekoort en ergert Ruth. De Duitse strakheid mag soms wel wat minder, maar aan de Nederlandse botheid heeft ze ook nooit kunnen wennen. ‘Het stoort me mateloos wanneer Nederlanders over Duitsers spreken en er vaak een minderwaardig toontje doorklinkt. Vroeger hield ik m’n mond. Nu niet meer. Dan zit je met een of andere baron aan tafel en die zegt dan over iets onbenulligs: “Dat hebben jullie in Duitsland niet, hè?” Het is haast opvallend als er iets positiefs over Duitsers wordt gezegd.’ Volgens Ruth leven de twee landen met de ruggen tegen elkaar en er is bijna niemand die toenadering zoekt. Duco en Hans worden steeds stiller.

Zelden ziet Ruth een Duitse vlag wapperen, maar als dat gebeurt dan vindt ze het akelig.. Het gros van de jongste Duitse generatie is niet meer belast met dit verstikkende Duitse schuldgevoel. ‘Onze generatie stond een beetje stil. Zij willen en kunnen verder,’ verklaart ze.

Hans zegt: ‘Het is voor ieder land natuurlijk ook tekenend of je als winnaar of verliezer uit een oorlog komt. Je ziet het zelfs terug in de behouden Duitse architectuur.’

‘Ja, de lelijkheid, de plastic deuren in oude huizen,’ kirt Ruth lachend. ‘Daar zijn jullie dan weer veel beter in. Stuur eens een groep jonge Nederlandse architecten de grens over, denk ik dan.’ Er zijn vele Duitse dorpen en steden waar zo onherkenbaar heropgebouwd is om het verleden te verdringen.

Het karakter van de Nederlanders of de Duitsers, de taal, de hoffelijkheid, de architectuur; het is uiteindelijk gerommel in de marge volgens Ruth. De toekomst vormt zich op grotere schaal: Europa. Als rationalist is Duco geen groot voorstander van de Europese-unie: ‘Ieder land moet zijn identiteit kunnen behouden.’ Ruth heeft een fijnzinniger kijk op de zaak. ‘Laten we de clichés en vooroordelen over alle Europese landen over boord gooien en behouden wat waardevol is.’

Rond 1925 schreef mijn meest geliefde schrijver – afkomstig uit het huidige Oekraïense Brody – Joseph Roth: ‘Hoe dom is de angst van bepaalde staten, zelfs als ze Europees gezind zijn, dat de “eigen aard” verloren zou gaan’… ‘Mensen zijn geen kleuren, en de wereld geen schilderspalet! Hoe meer vermenging, hoe sterker de eigen aard!’

Als de heren weer druk beginnen te praten over de archieven fluistert Ruth: ‘Wil je een nachtegaal horen, Jonah? Sinds drie jaar is hij er weer.’ We lopen naar buiten en de vogel zingt. Er fluiten meer vogels mee. In de verte suist een snelweg. Het is donker geworden, maar Europa lijkt me deze avond een orkest met vele getalenteerde spelers, fanatieke doch vrolijke amateurs, als een rammelend maar onafscheidelijk geheel hoort het allang bij elkaar. Zoals vogels in een bos zingen.

Dit was de laatste column uit de zomerverhalen 2023 van Jonah Falke.

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | Publicatie in de Gelderlander van 18 augustus 2023

Jonah over de grens IV

Helga Wesselink: nooit koude voeten in Duitsland

Helga (82) mag eigenlijk geen trompet meer spelen, maar doet het zo graag.

In het grensdorp Gendringen is het zo stil dat het lijkt alsof het er iedere dag zondag is. In een seniorenwoning ontmoet ik een vrouw die mijn oma had kunnen zijn. Beter gezegd, die mijn oma had willen zijn. Het leven van Helga Wesselink – in het Duitse Herzebocholt geboren in het jaar van de Tweede wereldoorlog – stond in het teken van muziek maken, terwijl het voor mijn oma bij dromen bleef, want de kerk verbood meisjes om bij de muziek te gaan. Door dit armoedige lot van de tijdsgeest is Helga gelukkig niet geplaagd.

Ze heeft een gezonde blos op haar wangen. Mensen kunnen oud zijn, zich oud kleden, maar hun fysieke aanwezigheid is van haast even groot belang en liegt niet, is tijdloos. Dit gezonde achterland – de grenstreek – maakt vele mensen vrolijk en sterk, vergevingsgezind en daarom oordelen ze mild over de dwalingen van de geschiedenis. Meermaals zal Helga zeggen: ‘Het leven is accepteren dat je dingen niet meer kunt. We wachten wat er nog allemaal komt.’ Vooral als ze een ‘t’ uitspreekt hoor je dat ze een Duitse is.

Van de oorlogsjaren herinnert ze zich weinig. Ze weet nog wel dat ze weg moesten en na de bevrijding terugkeerden. ‘Er hadden Russen in ons huis gezeten. Er lag nog één vork in huis. Alles was smerig, kapot en uitgeleefd.’ Ik wist niet dat de Russen tot zover in Duitsland waren gekomen, wellicht een restant van een verdwaald bataljon.

Haar vader was Duitser en haar moeder Nederlandse. Het maakte weinig uit, want wie in het Duits-Achterhoekse dialect spreekt, als boeren onder elkaar, verstaat elkaar tot op de dag van vandaag. De wederopbouw begon gelijktijdig met haar jeugd. Al haar broers en vaders maakten muziek. Onder de perenboom in de tuin in Herzebocholt speelde haar vader op zijn trekzak en zong het hele gezin Duitse volksliedjes. ‘Soms viel er een peer op de grond,’ lacht ze.

Na de basisschool in Duitsland – een uur heen en een uur teruglopen – ging ze als dienstmeisje in betrekking bij een familie in Drempt. Ze kreeg heimwee en kocht een fiets om af en toe naar huis te kunnen. In de jaren vijftig kocht ze voor 500 gulden op af betaling een trompet. Een fortuin in die tijd. Ze ging naar de muziekschool in Doetinchem en speelde de rest van haar leven bij vele harmonieën. ‘Ik zat in het begin naast mannen die goed bliezen, ik moest wel meekunnen. Dat ging eigenlijk heel makkelijk.’ Ze ontmoette haar man in Drempt, ze trouwden en een gezin volgde. Haar huis hangt vol met foto’s van het nageslacht; kinderen, klein- en achterkleinkinderen. Tussen de foto’s hangt ook een onderscheiding van een halve eeuw trouwe dienst bij een harmonie.

Door een leven en familie aan twee kanten van de grens kent ze de verschillen. ‘Ik vind de Nederlanders iets gewoner, gemoedelijker. Bij Duitsers moet alles heel precies zijn, maar ze vieren kerst mooier. Verder is er geen verschil.’ Iedere zin die Helga uitspreekt eindigt in majeur. Het leven lijkt te kort om ernstig te klagen. ‘In Duitsland’ voegt ze er lachend aan toe, ‘heb je nooit koude voeten. Daar moest ik aanwennen, Duitsers hebben heerlijke donzen dekbedden.’

Hoewel haar gezondheid achteruitgaat, en ze eigenlijk niet meer mag spelen van de dokter, loopt ze snel met haar rollator de kamer uit. De trompet is er nog, maar ze kan hem niet vinden. Ik volg haar, en zie op een andere kast een klein, zwart bestoft koffertje liggen. ‘Ja, dat is hem. Kun je erbij? Ik moet tegen m’n kinderen zeggen dat ze hem niet moeten verplaatsen.’ Met gulzige handen pakt ze de trompet uit. Je ziet aan haar geroutineerde handen dat ze dit vaker heeft gedaan, het is als het weerzien van een oude vriend met wie je verder spreekt hoeveel tijd er ook is verstreken. Vliegensvlug controleert ze de ventielen. Het is alsof ook haar vingers jonger worden. ‘Die zijn nog soepel.’ Ze begint te spelen, stopt snel en schaamt zich. ‘Mijn lipspanning is weg. Dit klinkt toch nergens naar.’ Ze is zichtbaar geïrriteerd, heeft nog altijd de geestdrift van een student. Ze speelt verder en bewonderingswaardig snel klinkt het al beter, geen stappen maar sprongen. ‘Eigenlijk mag ik niet meer spelen, ik heb een stoma, dan komt er te veel druk op te staan. Maar ach, er zit nu toch al een scheurtje in.’ Ik probeer haar tot kalmte te bedaren. Ze is niet te weerhouden. Ze zet haar benen gespreid op de grond en speelt door en zegt daarna: ‘Ik moet echt weer een uurtje per dag gaan oefenen.’ In de koffer ligt de verkreukelde partituur van een laatste optreden. Het is Stille nacht, heilige nacht. Maar vandaag schalt er een trompet door het seniorencomplex en is kerstmis heel ver weg.  

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | Publicatie in de Gelderlander van 11 augustus 2023

Jonah over de grens III

WORSTELEN met bureaucratie

Belastingadviseur René Roenhorst wil me deze morgen het ware Europa laten zien, hoewel dat – wanneer ik op een troosteloos industrieterrein voor de deur van zijn adviesbureau in Dinxperlo sta –een hopeloze illusie lijkt.

Op zijn helverlichte kantoor steekt René meteen van wal. Met zijn armen over elkaar zegt hij: ‘Jij bent dus Jonah Falke, de man die eens schreef dat de tijd na de oorlog stil is blijven staan in mijn woonplaats Anholt?’ Hij is geen voorkomende Duitser geworden door het wonen in Duitsland en het trouwen met een Duitse. De slagzin op het kaartje van zijn adviesbureau is: ‘Lassen Sie kein Geld in Holland liegen!’ De directe, doortastende Hollandse handelsgeest leeft voort aan de andere kant van de grens.

Hij wijst op een twee meter hoge landkaart en zegt trots: ‘Mijn werkgebied.’ Hij doelt op de Nederlandse grenstreek en heel Duitsland. ‘Om eerlijk te zijn werk ik graag met mensen uit voormalig Oost-Duitsland, die zijn gewend aan autoriteit.’ De meeste van zijn klanten zijn Nederlanders die in Duitsland wonen en/of werken. Er wonen 151.000 Nederlanders in Duitsland, in Nederland wonen 70.000 Duitsers. Zelf werd hij geboren in het Ulftse Oer, woont in Duitsland en werkt in Nederland – een grensarbeider.

Om een leven in Europa – over de grenzen heen – mogelijk te maken zijn er belastingadviesbureaus als dat van René in het leven geroepen, en worden vele belastingconstructies uitgelegd. Want al is dit een continent met vrij vervoer van personen en goederen, de regels werken en spreken elkaar soms tegen. Hier zie je wat Europa nou eigenlijk is, hoe het werkt in de praktijk: het geworstel met de bureaucratie. ‘Het doel is om het voor iedereen makkelijk te maken,’ zegt René. ‘Iedere klant wil het beste van twee landen en daar zorgen wij voor.’

Achteroverleunen gaat niet, verklaart René, belastingregels veranderen snel en om bij te blijven leest hij ieder jaar een nieuw boek van Franz Konz, over de veranderde regels in Duitsland. Hij bladert door de dunne pagina’s met kleine letters en kijkt ernaar zoals een godsdienstwaanzinnige naar een bijbel kijkt: in berusting én vertrouwen.

We stappen in zijn BMW – die in Duitsland zo’n 7.000 euro goedkoper is dan in Nederland. Hij wil me het grensbordje en zijn huis in Anholt laten zien. De ene kant van de straat bevindt zich in Nederland, de andere kant in Duitsland. Hij gaat onder het bordje ‘Dinxperwick’ staan, een samenvoeging van de dorpjes Dinxperlo van Suderwick. Het is in taal en kleur een gespleten naambordje: Dinxpe in ANWB-blauw, en rwick in het Duitse geel. Eronder staat: Grenzeloos Europa Grenzenlos. ‘Dit is het ware Europa,’ zegt René. Het is aandoenlijk; zo klein, maar wel waar. In deze dorpen trekken de brandweer en de politie grensoverschrijdend op, zijn ze tweetalig. Ook staat er in ‘Dinxperwick’ een verzorgingstehuis met een brug over de straat van de Nederlandse naar de Duitse kant, zodat mensen kunnen pendelen. En dit alles gebeurt hier aangenaam onbezonnen.

In Anholt laat hij me zijn energie-neutrale huis zien. ‘We produceren zelfs meer dan we verbruiken.’ Deze man leeft rekenend en is klaar voor de toekomst. Als terug rijden naar zijn kantoor zegt hij dat de bomen aan de ene kant van de weg Duits zijn maar worden door Nederland onderhouden.

Als we weer op het troosteloze industrieterrein staan helpt René me om ‘het ware Europa’ en haar onlosmakelijke verleden te zien: ‘Kijk, er staan hier auto’s met Nederlandse, Duitse en Oekraïense kentekens naast elkaar.’ Vijftig meter verderop is het eerste Duitse huis te zien, tegenover het adviesbureau ligt in de bosjes een Joodse begraafplaats. We lopen naar het kerkhof, hij vertelt over z’n opa die eveneens een grensarbeider was. Dagelijks fietste hij van hier naar Oberhausen om in de mijnen te werken. Zijn hond wachtte iedere dag op hem, op een straathoek. Tot de dag dat zijn opa stierf door een explosief. ‘Al weet niemand dat zeker, je mocht niet in de kist kijken.’ En die ene dag ging de hond alleen naar huis, trok zich terug op zolder en verstierf.

Het kerkhof representeert het verleden, zijn adviesbureau faciliteert het heden en de toekomst van dit continent zie je gewoon voltrekken in het dagelijks leven zonder erbij na te denken. In het grensgebied weten de honden meer dan de mensen.

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | Publicatie in de Gelderlander van 4 augustus 2023

Jonah over de grens II

Jonah Falke schrijft en publiceert zijn tweede episode uit de reeks grensgevallen.

Karin vogels kijken bij de Rijn

Karin veranderde haar huis aan het einde van de wereld van een hel in een paradijs

Aan het einde van de wereld staat een huis. Karin noemt het tegenwoordig een paradijs, maar vroeger was het een hel. Acht jaar geleden kwam ze eigenlijk het huis van de buren bezichtigen en hoorde ze bij dit pand honden blaffen en janken. De verkoop van het beoogde huis ging niet door, ze vergat het en toen kwam het huis ernaast op de markt en keerde ze terug. In die acht jaar tijd is er een hoop gebeurd. In twaalf containers werden de restanten van de hel afgevoerd en langzaam zou haar paradijs tevoorschijn komen. De vorige eigenaar runde een hondenfokkerij waar de klad in kwam –de honden zaten buiten in stalen hokken, zonder eten en drinken. In de garage stonden paarden in het donker, op ingegroeide hoefijzers. In het huis stonk het naar uitwerpselen en zag je het gekras van de angstige dieren in de lak. De eigenaren vluchtten voor hun schulden en lieten de honden blaffend achter.

Mijn paradijs

Ook vandaag blaffen er honden rond het huis aan het eind van deze landweg in Rees. Maar de zon schijnt, de tuin is gigantisch en weelderig. Karin zegt met een bedeesde stem dat ze twee kippen, vijf katten, zestigduizend bijen en twee honden heeft. Van een traumatische plek is het nu een opvangplek voor afgedankte dieren geworden. ‘Alsof ze het weten, laten mensen de dieren hier in de tuin los, ze gooien zelfs katten over het hek.’ Hond Willem is het meest gekweld van allemaal, die kan ik maar het best negeren, zegt ze, maar het is haar beste vriend. Hij is in Tunesië mishandeld, maar toen hij haar zag was het meteen goed. ‘Tegen mijn vlieg-principes in vloog ik naar Tunesië, anders had hij met het vliegtuig naar Parijs moeten vliegen en dan met de bus naar Nederland.’ Als een schaduw volgt hij haar door de tuin.

Karin en Willem

Karin is een gelukzoeker in Duitsland, zegt ze. Ze werd geboren in Silvolde, studeerde aan de Utrechtse schildersvakschool, woonde op een boot in Arnhem, en vervolgens twaalf jaar in een caravan waar het gebrek aan licht haar op begon te breken. Ze wilde graag – betaalbaar – in de natuur wonen. Ik had al zo’n vermoeden, maar het paradijs moet wel betaalbaar zijn en met haar salaris als huisschilder kan dat hier. Het valt me nu pas op dat Karin in de verte naar verf ruikt – in haar nek zitten nog wat spatjes. Drie dagen per week is ze schilder in Nederland. ‘Het heeft lang geduurd voor ik werd geaccepteerd als schilder. Ik heb de eerste jaren echt als een kerel gewerkt. Van die mannen die doen of ze er meer verstand van hebben en uitleggen hoe het moet. Of denken dat je de schoonmaakster bent. Ik moest me bewijzen. Nu werk ik alleen nog voor de mensen waar ik voor wíl werken.’ Haar schildersbedrijf is vernoemd naar Artemisia – een vrouw die in de vroege barok veel talent had als schilder en zo geen makkelijk leven tegemoet ging als schilderende vrouw.

Drie dagen per week is ze schilder

Karin werkt bewust alleen in Nederland, want als ze in Duitsland zou werken moet ze ieder jaar 2% van haar AOW inleveren. ‘Daarnaast lopen Duitsers in hun smaak vaak dertig jaar achter,’ lacht ze. Verder spreekt ze met niets dan lof over de Duitsers. Ze zijn vriendelijker, niet zo egoïstisch en als ze bijvoorbeeld gaan zwemmen – ‘ook de jongeren’ – ruimen ze hun rotzooi op en laten ze geen radio’s galmen. Als gelukzoeker kan ze kiezen wat ze in Nederland en wat in Duitsland doet. Alleen tijdens de corona-lockdowns werd de grens onhandig zichtbaar. Haar werk en leven werden opgedeeld. De regels verschilden per land en er waren grenscontroles. ‘Zoals in bijna alles waren de Nederlandse-regels soms té losjes en kwamen mensen vooral voor zichzelf op. Bij de Duitsers dacht ik: het mag wel iets minder strak.’

Hond Willem komt dichterbij, maar kijkt argwanend. ‘Hij besluit zelf met wie hij contact wil,’ zegt ze. ‘Dat kan soms vijf seconden of soms dagen duren, maar dan krijg je een poot van hem en dan is het voor altijd goed.’ Het paradijs heeft haar eigen regels en wetten. Ik heb geen tijd om op het geluk te wachten. De hond heeft wel alle tijd. Als Karin aan het werk is, blijft Willem buiten op haar wachten.

Als we naast de brievenbus bij het hek staan, zegt Karin dat er soms een betalingsherinnering voor de vorige bewoners komt. Het is de allerlaatste herinnering dat het paradijs ooit een hel was. 

Daar waar het goed is

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | Publicatie in de Gelderlander van 28 juli 2023

Jonah over de grens I

Jonah Falke is een schrijver (van 4 boeken en het vijfde verschijnt in oktober) en columnist en houdt ervan over de grens te gaan. In deze vijf zomerreportages letterlijk. De goede lezer zal ook de grensgevallen in figuurlijke betekenis wel herkennen. Ik was dit jaar weer zijn fotograaf. De vijf zomerreportages worden vanaf vandaag elke vrijdag in de Gelderlander (regio Achterhoek en Liemers) gepubliceerd. Vandaag de eerste!

Hoe deze Europeaan in een flat in Emmerik gewoon te verstaan is in het Achterhoeks

Je vergeet wel eens dat de bomen ook groen worden in Duitsland. Rondom een flat in Emmerik ligt asfalt en rijden vele vrachtwagens naar de industrie, maar voor de flat van Maarten en Mirjam staat een gigantische groene boom die tot de zesde etage reikt.

Maarten en Mirjam met hun ‘uitzicht’

De voordeur zwaait open. ‘Welkom! Ik ben Maarten. Ik ben een bèta. Dat is interessant voor onze discussie.’ Achter hem zit Mirjam, in een rolstoel, ze glimlacht naar Maarten. Een discussie komt er niet, wel vertelt Maarten gretig over hun leven, terwijl Mirjam toekijkt.

Ze werden allebei geboren in Winterswijk, vertrokken op hun achttiende naar een dorpje bij Schiphol om te werken voor de petrochemische industrie, kregen geen kinderen, maar reizen in alle luxe een nomadisch bestaan over de hele wereld. Want tijdens de eeuwwisseling werd er bij Mirjam MS geconstateerd. Maarten zegt: ‘De twintigste eeuw heb ik gewerkt, de eenentwintigste eeuw zouden we samen gaan leven.’ Er kwam een huis in Zwitserland om te skiën en toen viel hun oog op Emmerich, omdat ze dicht bij hun familie in Winterwijk wilde zijn en de natuur misten. ‘Vergeleken met de randstad betaal je hier statiegeld voor een woning.’

In de flat wonen vandaag de dag ook veel Slowaken en Roemenen, het zijn slagers, aannemers, werklui. Net als Maarten en Mirjam vroeger werken ze in de randstad en wonen ze hier, net over de grens, om hun kapitaal niet te snel te zien slinken. ‘Als je uit de Achterhoek komt, heb je hier ook geen probleem, de mentaliteit is hetzelfde,’ zegt Maarten en Mirjam knikt. ‘Wat we het meest missen van de Randstad is dat er in het Oosten geen donder gebeurt aan concerten of theater. Je kunt hier wel naar de Kino, maar dan zie je een nagesynchroniseerde film, en cabaret?Ze zeggen weleens dat Duisters geen humor hebben, toch?’ lacht Maarten. 

Het huis hangt vol met spullen die ze overal ter wereld kochten. Ik moet niet vragen waar ze allemaal wel zijn geweest, maar waar nog niet. Alleen Australië en Nieuw-Zeeland wachten nog. Mirjam zou dit najaar graag op een cruise naar Sidney gaan, ter ere van hun vijftigjarige huwelijk. ‘Ik wil liever naar Zuid-Amerika,’ zegt Maarten. ‘Kan ook beiden,’ glimlacht Mirjam.

Maar eerst gaan ze morgen weer naar het Duitse Eemsland. ‘Daar zijn we tachtig procent van de tijd. Mirjam houdt erg van de natuur. Daar hebben we een grote tuin van zo’n duizend vierkante meter én een Nederlandse tuinman. Dit is eigenlijk een soort vakantiehuis. In het Eemsland ben je trouwens gewoon te verstaan in het Achterhoeks.’

Maarten springt op en zegt: ‘Kom, ik ga je laten zien dat ik niet alleen maar een bèta ben.’ Hij duwt Mirjam naar zijn werkkamer en trekt een rol posters tevoorschijn. ‘Ken je deze nog?’ vraagt hij en laat de beroemde verkiezingsposter van de PSP uit 1971 zien: de naakte vrouw met gespreide armen in het weiland. ‘Ik was vroeger een echte pacifist.’ Ook komen er tekeningen voorbij. ‘Vroeger tekende ik veel. Maar door mijn werk ben ik wat rechtlijnig geworden.’

‘Ben je nog steeds pacifist?’ vraag ik.

‘Ik ben een bèta, maar niet rechts. Al zei een filosoof ooit dat wie een dictator wil verslaan geweld moet gebruiken. Ben ik het mee eens. Alle mensen die te lang aan de macht zijn – dat werkt niet. Amerika heeft de enige echte democratie: na acht jaar is het klaar. Zo’n Rutte zit er al veel te lang.’

Mirjam wil nog graag even het uitzicht op de vijftiende verdieping laten zien. We nemen de lift. Ze kan net niet over de balustrade kijken. Maarten tilt haar op. Als je op de grond staat, zie je vooral asfalt en industrie, maar vanboven niets dan geëxplodeerd groen. Maarten wijst op een voormalige legerbasis. ‘Toen we hier twintig jaar geleden kwamen wonen waren de Canadese soldaten er nog. Destijds was deze flat ook populair onder prostituees, alle mannen gingen erheen.’ Het is verleden tijd. Net als de soldaten zijn de prostituees geschiedenis geworden. Mirjam glimlacht en Maarten laat haar weer zitten.

‘Jonah, je hebt me nog niet dé vraag gesteld: of ik me een Nederland of een Duitser voel.’ Hij geeft het antwoord al: ‘Ik ben een Europeaan. Dat hebben niet alle Achterhoekers, sommige worden al trillerig als ze de IJssel oversteken.’

Je kunt de wereld nog zo in cijfers onderverdelen als betá, de wereld als je broekzak kennen en je een Europeaan voelen, maar over het noodlot van ziekte en verval valt niets zinnigs te zeggen – de natuur trekt uiteindelijk altijd haar eigen plan. Mirjam lijkt op het eerste gezicht afhankelijk van de levendige, praatgrage Maarten, maar ik vraag me af hoe hij zonder haar verder zou kunnen leven.”

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | publicatie in de Gelderlander van 21 juli 2023

een boek voor niks

Deze mail ontving ik vandaag ….

Beste,
Ik schreef of je je Professional Line fotoboek had ontvangen.Zo ja, dan zouden we graag je eerlijke feedback horen over ons product en onze service. Je kunt ons gewoon je mening sturen door deze e-mail te beantwoorden en we zouden het op prijs stellen als je je ervaring deelt op je website of sociale mediaprofiel, met behulp van de hashtag #saaldigital. Als je je mening publiekelijk deelt, stuur me dan de link naar je recensie.Ik kijk uit naar je feedback, want het helpt ons voortdurend te verbeteren. Laat het me weten als je vragen hebt.Met vriendelijke groet,

Uw Saal Digital Team

Mijn reactie …

foto uit het boek I see | © Peter van Tuijl

Wie wil dat niet. Saal Digitaal stuurde me ruim een week geleden een mail waarin ik een voucher werd beloofd voor 100 euro. Daarvoor mocht ik een fotoboek maken en uitsluitend de verzendkosten waren voor mijn rekening. Saal staat bekend om zijn prachtige gebonden drukwerk op heel fraai papier. Na enige aarzeling, want je weet het maar nooit in deze tijd van fishing en pishing, de website opgezocht en een serie foto’s geüpload in een gebruikersvriendelijk programma waarmee ik het boek kon maken. Daar heeft Saal Digitaal de eerste plus te pakken. Vlakliggend en op hoogwaardig mat papier, 36 pagina’s en een linnen-achtige hardcover. Dat alemaal voor de prijs van 98,96 euro, dus binnen het vrijgestelde budget. De levertijd van 7 dagen vond ik wel wat aan de lange kant, maar het moet dan ook vanuit Duitsland geleverd worden. Dat daar nog een dagje bij kwam, lag aan de verkeerde sortering van het verzendbedrijf, overigens met een mailtje daarover met exuses.

Afgelopen zaterdag viel het boek in de brievenbus. De druk- en bindkwaliteit valt zeker niet tegen. De linnen coverlook is eveneens fraai en een beetje deftig. Mijn foto’s in een flink zwart-wit contrast kwamen goed over. Natuurlijk kun je het niet vergelijken met de zelf op barietpapier gedrukte foto’s. Tot nu toe laat ik mijn boeken, niet vlakliggend gebonden boek op biotop papier) drukken bij Russellprint (Groningen, drukwerknodig). Sommige zweren bij een vlakliggend boek op fotopapier, maar ik geef de voorkeur aan het gebonden boek, ook als ik het in een geringe oplage laat drukken (of zelfs slechts een exemplaar, puur voor mijzelf). Dat heeft alles met persoonlijke voorkeur of smaak te maken.

Mijn oordeel over het Saalboek… Prima als je een vlakliggend boek wilt op fotopapier. Goede gemakkelijke software helpt je prima en snel om het boek in elkaar te zetten. Volop mogelijkheden om de layout naar je eigen hand te zetten. Levering is redelijk snel. Ik had het voor voor nop, maar de echte aanschafprijs is te hoog naar mijn idee. Saal Digitaal rekent voor de 36 pagina een kleine 60 euro en voor de hard cover 40 euro. Dat is rijkelijk veel vergeleken met andere aanbieders. Als ze daar scherper aan de wind varen wordt het eveneens een aantrekkelijke drukker voor fotografen.

Als je meer over mijn boeken wilt weten, kun je kijken op de pagina over boeken op mijn website.

LEZEN of toch een LEZING

als je alles over straatfotografie wilt weten

De vreugde van het zien

LONDEN | © Peter van Tuijl

Fotografie curator -Pauline Vermare- reflecteert op de breedte en evolutie van de straatfotografie, evenals de diepe geschiedenis van het Magnum collectief daarin, terwijl Magnum-fotografen hun eerste online cursus lanceren. Zeer de moeite waard … leestijd ongeveer 10 minuten / een lezing duurt langer!

EARTH

door Harry Pieters

Vanitas: de ijdelheid der dingen, oftewel alles gaat voorbij. Seizoenen komen en gaan, planten sterven af en vergaan. Gebouwen barsten, schilderingen vervagen, stenen slijten af. Vergankelijkheid, is een thema dat al eeuwenlang kunstenaars inspireert. Verval en aftakeling kunnen mooi zijn. Ook ik ben gefascineerd door de tand des tijds en probeer die te vangen in veel van mijn foto’s.

In het kader van de cursus Beeldstijl onder leiding van Peter van Tuijl ben ik eind 2021 met een vanitas-achtig onderwerp aan de slag gegaan en heb daarvoor een keuze gemaakt uit mijn ‘verzameling’ objets trouvés. Tijdens wandelingen kwam ik onder andere mooie veertjes, stenen, fossielen, stukjes hout, schedeltjes, schelpen, botjes, stukken gewei, platgereden en verdroogde padden, verdroogde vissen en vogeltjes tegen. Diverse objets trouvés vonden een plek in huis en werden zo (tijdelijk) onttrokken aan verder verval.

De te maken serie foto’s gaf ik de werktitel Earth en is ontleend aan een beeld van de IJslandse beeldhouwer Einar Jónsson.

Ik vind het een mooie verbeelding van de aarde die ons opneemt als we gestorven zijn, net als de objets trouvés die als het ware oplossen in de aarde. Alles is maar tijdelijk.

Om dit te verbeelden heb ik gebruik gemaakt van dubbelopnamen.

Tijdens diverse wandelingen door bouwlocaties, duinen en bossen maakte ik opnames met een 4×5” pinhole camera van vrij donkere structuren. Deze structuren moesten passen bij de objets trouvés die ik had uitgezocht. Bovendien moesten de structuren voor een deel donker zijn om de vlakfilms thuis nog een 2e keer te kunnen belichten. De vlakfilmcassettes waren gemerkt en van iedere opname werden notities gemaakt.

Thuis werden de geselecteerde objets trouvés gefotografeerd met een technische camera en een flitser met instellicht tegen een zwarte achtergrond.

Aan de hand van mijn notities werd een eerder gemaakte pinhole opname van een bepaalde structuur voor een 2e keer belicht. Daarna werden de vlakfilms ontwikkeld.

Het proces van het maken van gecombineerde opnames met een pinhole en technische camera evolueerde van helemaal niet tot niet helemaal te sturen.

Omdat de ruimte voor mijn ‘wisselexpositie’ thuis aan de muur beperkt is, koos ik voor een serie van 3 zwartwit afdrukken.

Earth l | © Harry Pieters
Earth ll | © Harry Pieters
Earth lll | © Harry Pieters

Met dank aan Harry Pieters voor deze blog!

[Harry Pieters is persoonlijk lid van de Landelijke groep Analoge en Hybride Fotografie van de Fotobond]

DIERENKRONIEK V door Jonah Falke

‘Die heks uit Halle’ is een engel voor wilde dieren, met een hert en struisvogel als huisdieren.

Petra in de weide bij het damhert en de struisvogel

Wie door dit land rijdt, krijgt soms de indruk dat het uit niets anders dan fantasieloze industrieterreinen bestaat. Er is geen mens te zien, laat staan dieren. Platteland wil stad worden. Het is de tol van de vooruitgang, volgens sommigen. Petra (55) en Toon Lesterade (58) kijken fronsend naar die ontwikkeling. Ze zien namelijk dagelijks de bijwerkingen.

Het eekhoornjong wordt dagelijks meerdere keren door Petra gevoed.

Verscholen in de bosjes van Halle runnen ze vrijwillig een opvang voor wilde, ontheemde en verweesde dieren: de ark van Noach. Ze zijn 24/7 bereikbaar. Ongeveer 95% van de dieren die worden binnengebracht zijn gevolg van menselijk handelen. Een omgekapte boom, de aanleg van een weg, zwerfafval, een scooter die een vogel raakt, enzovoorts. Het gaat om vierduizend dieren per jaar. Het zijn dieren zonder eigenaar: vogels, eekhoorns, wilde zwijnen, ganzen, eenden, marters. ‘Inheemse dier noem je ze: dat betekent dat we er als mensen verantwoordelijk voor zijn,’ zegt Toon. Maar als iedereen aansprakelijk is, voelt bijna niemand zich geroepen.

Ze vertellen terwijl ik gebiologeerd kijk naar de twee vlechten die over Petra’s schouders hangen, net als countryzanger Willie Nelson. Ook Toon heeft ook een vlecht, maar die zit verborgen onder zijn blouse. De wrok tegen de maatschappij en haar expansiedrift is snel de gesprekken ingeslopen. De mens lijkt in hun ogen vaak schaapachtig, een kuddedier. De vlechten beginnen te dansen als Petra’s opgewonden spreekt.

Petra en Toon tonen een korte voorlichtingsfilm

Toch is die veranderende wereld ver weg van hier. We lopen stapvoets langs de hokken. Petra vraagt of ik zacht wil praten. Ze draagt kunststof klompen – omdat die geen geluid maken. We stoppen en Petra fluistert: ‘De dieren moeten schuw blijven. We verzorgen ze en dan gaan ze zo snel mogelijk weer terug de natuur in.’

‘Ze zijn niet aaibaar of zielig,’ zegt Toon. 

Boven een afdakje staat: Wie niet als vriend binnen huppelt, wordt eruit geknuppeld. ‘Laat mij maar die heks uit Halle zijn,’ voegt Petra toe. ‘Vroeger wilde ik nog aardig gevonden worden, maar dat is het voordeel van ouder worden, dat speelt dan niet meer zo.’ Ze wonen tussen de hokken, in een voormalige kippenschuur. Er is een verdieping bovenop gezet, op palen. ‘Laat het water maar komen, zoals bij de ark van Noach,’ zegt Toon lachend. We lopen verder en komen ook de – slechts zeventien jaar oudere – moeder van Petra tegen, die in de tuin rondwaart. Ze zal niet spreken, slechts wijs naar me glimlachen. Praten is ook ondergeschikt bij dieren. Het gaat om kijken en zwijgen. Door een beroerte raakte Toon zijn spraak even kwijt. ‘Eerder vroeg ik Toon weleens of hij zijn kop kon houden, maar dat doe ik nu echt niet meer,’ lacht Petra.  

Zoals je kunt verwachten op de ark van Noach, zijn Petra en Toon’s huisdieren een hert en een struisvogel. Ze kwamen op hetzelfde moment binnen – en bleven. De beesten vormen sindsdien een koppel, dat elkaar beschermt. Ook het verbond tussen Toon en Petra was snel beklonken, ze vormen in eerste situatie ook een wat merkwaardig koppel. Petra leefde altijd al met de dieren. In een vorig leven werkte Toon op een kantoor. ‘Als ik er niet was geweest, lag je misschien nog in de goot,’ zegt Toon met veel gevoel voor ironie.

‘Andere mannen vertrokken snel,’ lacht Petra, ‘die wilden graag samen avonds op de bank zitten met een hand op de knie.’

Vader Toon en zoon Shakib

Tot slot laat Toon me samen met zijn zoon Shakib een stuk land tegenover de opvang zien. ‘We kregen een legaat om iets voor de dieren te doen,’ zegt hij. Ik zie het niet met het blote oog. Deze grond mag echt natuur zijn, er mag geen mens komen. Dit is de toekomst zoals zij die het liefste zien. Of de mogelijke opvolger van de ark van Noach de toekomst hetzelfde als zijn vader ziet, valt te betwijfelen. Shakib draagt een trui van Max Verstappen. Er staan wedstrijddata op, waaronder: september 2021. Voor het Formule 1-circuit in Zandvoort moest de natuur wijken en sloegen er dieren op de vlucht.

Deze vijfde dierenkroniek verscheen vrijdag 26 augustus in de Gelderlander. Tekst Jonah Falke en fotografie Peter van Tuijl.

DIERENKRONIEK IV door Jonah Falke

Omdat het in dit asiel verouderd is, valt de liefde nog meer op

Op het industrieterrein, tussen een benzinestation en een sportschool, bevindt zich in de bosjes het asiel. Alles gaat op afspraak, om de boel zo rustig als mogelijk te houden voor de dieren. Vrijwilligster Carmen Mecking (61) komt me tegemoet. Ze draagt een pet en heeft haar nagels mooi groen gelakt. Ze vertelt over de “buiten”  katten die we in een buitenverblijf zien zitten, maar zegt dan snel: ‘Zelf ben ik ben helemaal verhondst.’  

De hokken en het gebouw zijn verouderd. Er is meer geld van sponsoren nodig om de boel op te knappen. Uiteraard weegt het lot en het welzijn van de dieren het zwaarst. Geldgebrek maakt creatief. Alles wordt benut. Daarnaast zijn dieren – en misschien deze medewerkers ook wel – niet in de eerste plaats bezig met esthetiek. Het primaire belang van de dieren is onderdak en voedsel. Voor de medewerkers draait het om dierenliefde.  

Carmen volgde de opleiding “Hersenwerk voor honden”. Ze heeft bij een hondenschool les gegeven maar is na verloop van tijd tot de conclusie gekomen dat ze liever één op één met honden werkt.

De liefde voor het dier heeft ook treurigs. Ik kan me namelijk nooit aan de indruk onttrekken dat de dierenvriend – op wat voor manier dan ook – een beetje teleurgesteld is geraakt in de mens. Hoewel het vormgeven aan deze teleurstelling me erg bevalt. Geen liefde zonder melancholie. En omdat het in dit asiel verouderd  is, valt de liefde nog meer op.

We lopen langs de hokken van honden die wachten op een ander leven. ‘Mensen zeggen vaak dat ze een dier redden uit het asiel, dat is natuurlijk niet zo,’ benadrukt Carmen. ‘Hier wordt er ook goed voor hen gezorgd.’ Alle honden blaffen verwachtingsvol naar ons. Dat niet alle honden gelijke kansen krijgen is net als in de mensenmaatschappij, de mooie, slimste, snelste hebben een streepje voor. Maar voor Carmen, zijn álle dieren gelijk, en ze richt zich het liefst op de wat moeilijkere dieren.

Ze masseert ze, doet ‘hersenwerk” knuffelt en speelt met ze. Waaronder Lizzy, de hond die al het langst in dit asiel woont. Ze praat over Lizzy alsof het een boezemvriendin is. Om Lizzy niet te overprikkelen laat ze me haar niet zien. Maar bij het minste geluid slaat ze al aan. In de ren waar ze samen is met Lizzy, is het gras verlopen en liggen tientallen verscheurde knuffels. De restanten van een slagveld. ‘Maar,’ zegt Carmen, ‘ik wordt altijd blij als ik Lizzy helemaal rustig maak.’

Een andere hond waarmee ze werkt is Jody. Op een veldje aan de achterkant van het dierencentrum komt ze met haar aanlopen. Jody is opgewonden omdat er vreemden aanwezig zijn, dat ervaart ze als onprettig, volgens Carmen. Dat laat ze merken door aan de lijn te trekken. Als je niet beter weet zou je denken “wie laat wie uit”.

Het hersenwerken begint; snoepjes worden verstopt tussen keukenrollen, ballen in een bak of in een soort dweil zonder steel. De hond zoekt en wordt steeds rustiger. Carmen zegt: ‘Dit spel kun je ook met konijnen en kippen doen. ‘Van deze oefeningen worden ze mentaal heel erg moe .

Vijf tot tien minuten hersenwerken staat gelijk aan ongeveer een half uur lichamelijke inspanning’.

‘Zou het ook iets voor mensen zijn, mentaal moe gemaakt worden?’ vraag ik.

‘Ik denk het wel. Probeer het eens.’ 

Volgens de regels staan we buiten de weide en kijken door de afrastering heen naar Carmen en Jody. Alles zit achter slot en grendel, overal slaat een hek achter je dicht. Ik vraag me af wie er opgesloten zit. De dieren, de mensen of de wereld?

Bij de uitgang staan aan de andere kant van het hek twee opgewonden mensen te wachten. Ze zeggen: ‘We komen een hond halen!’ Gehaast schieten ze door het hek. Als ze konden kwispelen, zouden ze het doen. 

Deze vierde dierenkroniek verscheen 19 augustus 2022 in de Gelderlander. Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl

DIERENKRONIEK III door Jonah Falke

de dierenartsassistente

Dierenartsassistente Henrieke controleert een hond.

In de ochtend wordt er geopereerd. Vandaag liggen er in de uitslaaphokken een konijn en een hond die beiden gecastreerd zijn, en een kat die last had van een verstopte urinebuis. Het konijn begint nog in zijn roes van een wortel te eten. De hond is ver weg, onder narcose. De kat tilt verveeld een ooglid op en draait zich dan op zijn rug.

de niet te versmaden wortel …

Als je door de lamellen van deze dierenartspraktijk in Winterswijk kijkt, zie je een ziekenhuis voor mensen. Slechts een straat scheidt de twee. Deze morgen heeft een baasje zijn hond hier achtergelaten, en is zelf naar het ziekenhuis gegaan. Zullen het dier en het baasje aan elkaar gedacht hebben toen ze behandeld werden? Henrieke Bleumink (30) zegt lachend dat ze geen idee heeft, maar ze weet wel veel andere dingen. Ze werkt al twaalf jaar als dierenartsassistente en in die jaren is er veel veranderd. ‘Ik denk dat mensen tegenwoordig meer met dieren begaan zijn. Misschien is het in de stad anders, maar de hond van een boer was gewoon een hond op het erf, geen huisdier.’

We lopen door de praktijk en haar collega’s zien er allemaal wat pips uit, vergeleken met Henrieke. Ze zitten waarschijnlijk meer binnen en turen door microscopen of naar beeldschermen. Henrieke’s blos verraadt dat ze veel buiten is. Naast haar werk heeft ze namelijk drie paarden, een eigen hondenschool én ze is gedragstherapeute.

vele handen

‘Therapie voor mensen of dieren?’ vraag ik.

‘Mensen met honden met probleemgedrag, maar het zijn de mensen die je vaak ander gedrag aanleert. Natuurlijk doen mens en dier het samen.’ De mensen die bij haar komen denken misschien dat het de dieren zijn die iets leren: als dieren konden lachen om mensen, zouden ze het doen.

Naast gezelschapsdierenarts is de kliniek ook een landbouwpraktijk. Ze hebben een speciale behandelruimte voor paarden. Op de deur staat: ‘Storm niet naar binnen, maar waarschuw het paard.’ Deze edele dieren verliezen hun waardigheid niet snel. Zelfs als ze verdoofd worden blijven paarden staan, alleen hun hoofd wordt ondersteund.

De deur aan de achterkant van de praktijk gaat open; er komt een paard aan voor een echo. ‘Vanochtend zijn de staart en manen ingevlochten,’ zegt eigenaar Maaike trots. Het paard – Hinte genaamd – wil niet naar binnen, ze ruikt vermoedelijk al wat er op til is. Dierenarts Luc Boogert geeft het dier een klein tikje op haar kont. Dan trekt hij een handschoen tot aan zijn oksel, smeert zijn hand in met gel, de gevlochten staart gaat omhoog: tot aan zijn ellenboog gaat hij bij het paard naar binnen. Eerst haalt hij er twee handen poep uit, dan gaat hij met een scanner naar binnen en wordt er naar de eierstokken gekeken via een monitor. De merrie is nog niet drachtig, en kan nog niet gedekt worden. Het nieuwe leven laat deze morgen nog even op zich wachten. 

Als de paardentrailer wegrijdt aan de achterkant van de praktijk, komt er aan de voorkant een aangeslagen vrouw binnen. Ze loopt regelrecht naar een spreekkamer met een grote tas. Op haar T-shirt staat ‘Je moeder’, met daaronder een afbeelding van een wereldbol, als herinnering hoe het ook alweer ontstond op deze planeet. De balie assistente springt op en zegt: ‘Och meisje, ging het niet meer?’ Ze haalt een glas water en troost de dame.

De aarde op het T-shirt is betraand als ze weer naar buiten komt. Henrieke zegt bedeesd: ‘Ze was er deze morgen ook al met haar konijn, maar het konijn heeft het niet gehaald…’ Dan komt er gelukkig een vrouw met een klein vrolijk hondje de wachtkamer binnen, en Henrieke klaart zichtbaar op. Het hondje wordt onderzocht en heeft alleen wat tandsteen, maar is verder kerngezond. Henrieke lacht breeduit als ze aan de heupen van de hond voelt en zegt: ‘Wat is dit een gespierd beestje zeg!’

Deze kroniek verscheen 12 augustus 2022 in de Gelderlander. Het is de derde van vijf kronieken die allemaal met dieren te maken hebben. In het kader van het jaar van het dier!

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl

DIERENKRONIEK II door Jonah Falke

Dieren hebben de gave om niet te oordelen en zijn onbezonnen en eerlijk.

Een verademing, vindt schrijver en columnist Jonah Falke, die daarom in deze zomerserie ruim baan geeft aan de dieren. En soms een beetje aan hun baasjes.


In Heelweg worden elke week tachtig dieren waardig gecremeerd: ‘Elk dier is een maatje dat deel uitmaakt van het gezin’

Kleurrijke plastic bloemen ‘Im stillen gedenken’ | © Peter van Tuijl

Op het eerste gezicht doet het niet onder voor een reguliere uitvaartonderneming: een afgelegen plek met veel groen en twee schoorstenen die naar de hemel wijzen. Binnen, in de verduisterde ontvangstruimte, staat een doos tissues op tafel en is er de mogelijkheid uit een ruime collectie urnen te kiezen. Hier tref je de dood in het klein: van de ovens en de graven tot de urnen, is alles is wat bescheidener. Maar of het verdriet ook kleiner is, valt te bezien. Er zijn mensen die meer van hun dier houden dan van hun partner. Zegt dat iets over de mens? Over het dier? Of beginnen ze op elkaar te lijken?

Directeur Gwendolin de Jong (48) gaat in het zwart gekleed. Ze is zo kordaat als haar onderneming: schoon, zakelijk en betrokken. Ze zegt: ‘Het verschil tussen mens en dier wordt inderdaad steeds kleiner. Vroeger was het cremeren en uitstrooien. Tegenwoordig wordt er echt afscheid genomen.’ Gwendolin vindt het belangrijk dat “de dood” geen taboe is. ‘Dieren zijn een gezinslid, een vriend, een maatje die onderdeel uitmaken van het gezin.’  Elke zondag is het hier druk op het kerkhof, en bij de uitstrooiweide. Met kerst staan er kerststukjes bij de graven. Er zijn mensen die het met minder attentie moeten doen. | Tekst © Jonah Falke | foto © Peter van Tuijl

Haar familie begon met dit werk toen hun pony overleed. Ze wilden hem laten cremeren op een persoonlijkere manier, niet als vee. Dat was destijds nog niet mogelijk. Enige tijd daarna kregen ze de mogelijkheid om het crematorium over te nemen. Al cremeren ze hier geen paarden, ze zegt: ‘Ik ben me er erg van bewust dat je een uitvaart maar een keer kunt doen. Ik heb de meeste dieren die hier komen niet levend gekend. Het zijn de verhalen van de baasjes die het doen, die me raken.’

Dan laat ze de achterkant van het crematorium zien. We passeren een kantine en een kantoortje vol vrolijke mensen. Aan waardigheid geen gebrek, maar waar de dood absoluut centraal staat, wordt ook gelachen. Geen lach zonder tragiek, en andersom.

Een medewerker bij de kleine oven tijdens een crematiesessie. | ©Peter van Tuijl

Tussen de ovens staat een radio. Een mengeling van schoonmaakmiddel en andere geuren komt me tegemoet. Er worden hier zo’n tachtig dieren per week gecremeerd. De ovenisten werken in het hart van het crematorium, bij de oven. Zij dragen er zorg voor dat de dieren waardig gecremeerd worden. Een dood teckeltje in een jasje staart me aan. Ik werp een blik in de oven en zie een glimp van een groepscrematie. ‘Sommige mensen vinden dat prima, een collectieve crematie. Het is ook goedkoper,’ zegt Gwendolin. ‘Ik kan er nog wel drie ovens bijzetten, maar ik vind een persoonlijke benadering belangrijker.. Als mensen verhuizen, willen ze hun dieren soms alsnog laten cremeren en meenemen. De dierlijke resten die opgegraven zijn worden nu alsnog gecremeerd en kunnen dan met de eigenaar mee naar hun nieuwe woonplaats.

Soms worden dieren weer opgegraven om alsnog gecremeerd te worden. | ©Peter van Tuijl

Zolang er mensen zijn leek me het een vorm van waanzin om veel van dieren te houden. Maar de eerlijkheid gebied me te zeggen dat het zien van de kleine dood me meer doet me dan ik had verwacht. Dat zit hem misschien vooral in de geur.

columnist/schrijver Jonah en eigenaar Gwendolin | © Peter van Tuijl

We lopen naar het kerkhof en ik ben blij weer buiten te zijn. ‘Dat is een typisch Duits graf,’ zegt Gwendolin. Er staan kleurrijke plastic bloemen op en ‘Im stillen gedenken’. Verderop een standbeeld van een herder, aangetast door het weer, de tijd. ‘Onze eeuwige vriend’, staat er toepasselijk.  

‘Het zien van de kleine dood doet me meer dan gedacht.’

de strooiweide | © Peter van Tuijl

Als we bij de strooiweide staan, zegt Gwendolin dat haar man zeven jaar geleden overleed. Als de overeenkomsten tussen mens en dier écht dichtbij komen, voel ik toch enige aarzeling. Was er een verschil tussen het overlijden van haar man en haar paard? Ze denkt even na en zegt dan: ‘Eigenlijk niet, nee. De urn van hem en die van mijn paarden staan samen in de woonkamer.’

Het grafveld met uitzicht op de schoorstenen van het crematorium. | ©Peter van Tuijl

De tijd mag hier dan stollen, het leven gaat door: Gwendolin kijkt op haar horloge, ze heeft een volle agenda. Maar zoals het leven doorgaat, zo doet de dood dat ook. Bij de ingang stopt een Duitse auto. De bestuurder ziet wat bleek. Uit de achterbak komt een doos. Gwendolin begroet de bezoekers met een vriendelijke glimlach.

Deze kroniek verscheen 5 augustus 2022 in de Gelderlander. Het is de tweede van vijf kronieken die allemaal met dieren te maken hebben. In het kader van het jaar van het dier!

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl

DIERENKRONIEK I door Jonah Falke

De mens is een veel gevaarlijker dier

Een groot deel van zijn leven bracht Joep (74), als vertegenwoordiger van de farmaceutische industrie, in wachtkamers door. Tijdens het wachten nam hij de tijd om de mens en zijn lichaamstaal te bestuderen. Na zijn pensioen is hij hier niet mee opgehouden. Zijn hond Naud (9) is een New Foundlander en zo groot als een kleine beer. Dagelijks roept Naud geschrokken reacties bij mensen op. Joep springt op uit zijn lerenstoel en doet angstige mensen na. Er is een vermakelijke toneelspeler aan hem verloren gegaan. ‘Uw hond moet aan de lijn,’ zeggen de mensen. Ik zeg: ‘U zit toch ook niet aan een lijn? En bent een stuk gevaarlijker dier: een mens.’


Wie zich in de interactie tussen mens en dier verdiept, stuit al gauw op de misplaatste superioriteitsgedachte van mensen, aldus Joep. Hij is niet te beroerd om zijn medemens een beetje op te voeden, of de dieren van vreemden op hun gemak te stellen. Als kind wilde hij namelijk al psycholoog worden. Hij werd geboren om de hoek van een veemarkt, en voor hij naar school ging praatte hij als jongen al met dieren. Tegenwoordig brengt hij die twee kwaliteiten samen. ‘Gister kwam ik nog twee meisjes te paard tegen. Ze vroegen of ik weg wilde gaan met Naud. Maar Naud is een eigenwijze jongen, net als ik. We zijn aanhangers van het stoïcisme. Ik zei tegen die meisjes: “Ik praat wel even met jullie paarden”. En ja, dat werkte hoor, niks aan de hand.’

Al klinkt Joep als een begenadigd therapeut, het is hem niet gelukt om zijn vrouw meer liefde voor dieren bij te brengen. Ze heeft de hond één keer uitgelaten, maar toen sleurde hij haar de bosjes in. Naud woont in de berging maar is wel tot in de woonkamer te ruiken. Het huwelijk is een compromis.

We lopen het bos in en Naud gaat ons voor: als een gids. Soms kijkt hij even achterom of we wel bij blijven. Ik vraag of Joep vroeger vaak scheve blikken trof als hij vertelde dat hij voor farmaceuten werkte. ‘Ja, en deels terecht. Maar de middeleeuwen zijn altijd dichtbij. Neem die groeiende weerzin tegen vaccineren of het afkeuren van abortus… Doe jezelf een lol, zeg. In wachtkamers heb ik mensen met de meest verschrikkelijke aandoeningen gezien, die ze gewoon hadden kunnen voorkomen.’

Middenin het bos zitten een man en vrouw op een bankje. Als ze Naud zien, staat de man op: hij kijkt ons met grote ogen en een rood aangelopen hoofd aan. Panisch roept hij: ‘Kunt u uw hond aanlijnen? Onze hond is vals en bijt uit angst.’ Even nieuwsgierig als Naud loopt Joep op de man af. De vrouw trekt de valse hond weg en het beest begint te jodelen alsof zijn leven er vanaf hangt. Joep zegt: ‘Ik heb medelijden met uw hond.’

‘Ik heb medelijden met u!’ proest de man.

We lopen verder en kijken toe hoe Naud een bad neemt in een meertje. Het beest staat tot aan zijn middel in het water, terwijl hij ons aanstaart als een ware stoïcijn. Ik zeg: ‘Misschien had je beter even met die hond kunnen praten…’ Joep zwijgt. Misschien heeft de dierenfluisteraar een slechte dag.

Het zit Joep niet lekker. Op de terugweg loopt Joep weer op de man en vrouw af. De man zegt:  ‘Lijn uw hond toch even aan, alstublieft.’

‘Waarom laten we de dieren niet even socialiseren?’ vraagt Joep. ‘Geef ze toch de kans. Weet u wel wat dat is, socialiseren?’

De man zucht getergd, kijkt kort en hopeloos naar de hemel en zegt dan: ‘Ik denk dat wij nu doorlopen, aangezien u toch niet wilt luisteren.’ De man staat op en de vrouw en valse hond volgen gedwee. De dieren luisterden niet vandaag, de mensen misschien nog minder. We kijken het stel na en Joep zegt met iets van verrukking in zijn stem: ‘Nu zie jij het ook eens, Jonah, hoe bang mensen voor dieren zijn.’

Deze kroniek verscheen 29 juli 2022 in de Gelderlander. Het is de eerste van vijf kronieken die allemaal met het dier of de dieren te maken hebben. In het kader van het jaar van het dier!

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl

PIET POST en zijn nieuwe essay

Het bijzondere van het gewone

Piet Post (1948), dichter, schrijver, beeldhouwer schrijft op de achterflap van één van zijn dichtbundels “Sorry dat ik zo optimistisch klink, zo ben ik niet altijd”.

Dit jaar (2022) schreef hij het boek HET BIJZONDERE VAN HET GEWONE met daarin 23 essays. Over Marcel Duchamp, het hyperrealisme en over het feit dat humor je leven kan redden. ‘Over de dingen die voorbijgaan, de betrekkelijkheid van het leven en hoe weinig we ons ervan aantrekken.’ Het boek is filosofisch van aard, berust op waarneming van de ‘Groten der Aarde’ en van ‘Piet himself’.

Piet beschrijft in een van de essays ‘de kunst van het alledaagse’ en heeft daarvoor een aantal van mijn foto’s als illustratie gebruikt. Hieronder het relaas met enkele beelden.

De kunst van het alledaagse I

Sinds de jaren ’80 wordt de Canadese fotograaf Jeff Wall (1946) geprezen om zijn werk in de vorm van monumentale lichtbakken: ingelijste kleurendia’s die van achteren worden aangelicht door tl-buizen. Vanaf de jaren ’90 maakt hij ook zwart-witfoto’s. Zijn thema’s zijn schijnbaar alledaags maar tegelijkertijd ongelooflijk spannend. Wat op het eerste gezicht helder en begrijpelijk lijkt, is ook complex en raadselachtig. Mysterieuze alledaagsheid zou je het kunnen noemen, het mysterie dat zich juist manifesteert als er zogenaamd niets gebeurt of niets te zien is.

Jeff Wall zou je een meester van het non-event kunnen noemen, van een gebeurtenis die als belangrijk wordt voorgesteld maar dat helemaal niet is. Daarmee wil hij doordringen in het mysterie van de alledaagsheid. Je zit in een auto, je rijdt door een donkere straat en een ogenblik zie je in het licht van de koplampen een man die omkijkt naar een gebogen voortrennende voorbijganger. Er is een vage suspense. Wat gebeurt daar? Je zult het nooit weten. Bij het zien van Walls foto besef je plotseling hoe zelden je in staat bent om het mysterie van het alledaagse te doorgronden en hoe vaak je het ondergaat zonder erbij stil te staan.

Their own pool cocktail | © Peter van Tuijl

Iemand die ook een bijzondere fascinatie heeft voor de werkelijkheid van alledag is de door mij bewonderde fotograaf Peter van Tuijl. Peter van Tuijl beschouwt zichzelf als een getuige van de dagelijkse werkelijkheid waarin gewone mensen figureren. Zijn straatfotografie ontstaat al wandelend, wachtend, pratend en kijkend terwijl zijn documentaire werk een meer conceptuele en onderzoekende bena­dering kent. In zijn straatfoto’s is vaak een verhalend element aanwezig. Hij noemt dat de dubbelheid van de werkelijkheid. Moment, kader en invalshoek van de fotograaf bepalen een ‘andere’ waarheid. Een foto kan niet gezien worden als een afbeelding van de werkelijkheid; het is de interpretatie die eraan gegeven wordt. Soms op een ernstige manier, een enkele keer op het kwetsbare af. Maar soms ook met humor of met een vleugje ironie. De bedoeling is dat we aandachtiger gaan kijken, zoals bijvoorbeeld bij de eerste foto Their own pool cocktail. Wat gebeurt daar? Heeft iemand een paar stenen in het water gegooid? Of zijn er twee mensen in het water gesprongen? Er loopt een nat spoor naar het trapje maar ook rechts zie ik natte voetafdrukken op de kademuur. Wie sprong het eerst? Bij de rechter plons spat het water hoog op, bij de linker niet meer. Ook is de linker plons groter dan de rechter …

Itchy buttocks at night in Sevilla | © Peter van Tuijl

Wat er buiten beeld gebeurt op de foto met als titel Itchy buttocks at night in Sevilla weet je niet. De dame heeft ‘Itchy buttocks’, dat zijn jeukende billen. Of houdt ze haar rokje omlaag? Waarop rea­geert de jongen? Is er iemand gevallen op straat? Wil hij iemand tegenhouden?

clothing repair ’the golden scissors’ | © Peter van Tuijl

Met de foto clothing repair ’the golden scissors’ maakt de fotograaf de toeschouwer tot voyeur. Of zoals wijlen Simon Carmiggelt zou hebben opgemerkt bij het zien van deze aantrekkelijke jonge vrouw: ‘Ook haar achterzijde was zeer bevallig.’

Met dank aan de auteur Piet Post voor het mogen plaatsen van deze blog.


EMEKE LUISTERT NAAR DE NATUUR

De kerkklok slaat zes uur als ik aanbel bij een voormalige slagerij in Brummen. Kunstenaar Emeke Buitelaar en Henk Venhorst wonen hier sinds kort.

Column Jonah Falke logeert

OERVROUW EMEKE showt haar schilderschort

De kerkklok slaat zes uur als ik aanbel bij een voormalige slagerij in Brummen. Emeke en Henk wonen hier sinds kort. Henk is overtuigd vegetariër, laat me een betegelde ruimte zien en zegt: ‘Hier heeft bloed gevloeid.’

De afgelopen halve eeuw woonde hij in een klein bos tussen Netterden en Gendringen, de plek waar ook zijn opa, vader en negen broers en zussen opgroeiden. Het kan vroeger nooit stil geweest zijn in dat huis, maar ook als je in grote familie opgroeit, kun je het zwijgen gaan verkiezen. De stilte lijkt nog steeds in hem te zitten. Later zou Emeke me toefluisteren: ‘Henk is een man zonder woorden.’

Ze ontmoetten elkaar op een datingssite. Henk was de eerste en gelijk laatste man die haar kon bekoren. Emeke gelooft niet in toeval, ze is een aanhanger van ‘holistisch denken’: verbanden en betekenissen worden gezocht en gevonden in alle gebeurtenissen.

Emeke verruilde Almere voor het bos in Netterden. Ze praat graag, draagt gewaden, lijkt de belichaming van spiritualiteit, maar is gelukkig niet van het betweterige soort.

Emeke showt het gewei op de logeerkamer van Jonah

Na het eten geeft Emeke me een rondleiding door het huis. Ze verteld me over een medicijnwiel: ‘Indianen gingen niet naar de dokter, maar luisterden naar de natuur. Als je op zo’n wiel staat, ben je in het centrum van het universum.’ Henk roept van onderaan de trap: ‘Ik ga even een endje fietsen.’ ‘Hij heeft hier niks mee,’ zegt Emeke. ‘Maar we respecteren elkaar helemaal.’

Ze laat me haar schilderijen zien, maar mijn oog valt op een foto. Op vijfentwintig jarige leeftijd ontmoette ze de schilder Anton Heyboer. ‘Op deze foto zie je onze eerste ontmoeting, in 1993. Ik kwam er om de witte neushoorn te redden.’

‘Pardon?’

‘Ik wilde geld inzamelen met een schilderij, voor het WNF. Ik vroeg of hij mijn schilderij wilde signeren, zodat het voor meer verkocht kon worden. Dat vond hij niks. Dus gingen we samen schilderen.’

De samenwerking heeft tot het einde van zijn leven geduurd. Heyboer ontsnapte aan een Berlijns werkkamp tijdens de oorlog: een Poolse schoonmaakster smokkelde hem in een container naar buiten. ‘Ik deed Anton aan die Poolse schoonmaakster denken. Zijn redding.’

Emeke in haar atelier met links een schilderij van Anton Heyboer

Heyboer wilde geen ramen of wc in zijn huis of atelier, want daar zou de energie wegvloeien. ‘Dan zou de wereld te veel binnen komen.’

‘Zelfs geen toilet?’

‘Een kamer met schelpenzand, om op te gaan zitten.’

‘Als een kat?’

‘Ja, dat deed je dan gewoon daar,’ lacht ze.

Heyboer woonde zoals bekend met vijf vrouwen. Hij ging maar een keer met een bruid naar bed, ‘want hij wilde ook die energie in de schilderijen stoppen.’

‘Heb jij nooit een bruid van hem willen worden?’

‘Jij wilt toch ook niet met iedere vrouw die je tegenkomt trouwen?’

We bekijken stapels schilderijen die ze samen maakten. Emeke’s werkplek is het tegenoverstelde van de bedompte wereld van Heyboer: de voormalige slagerij is licht, kaal, schoon en overzichtelijk.

Na het fietsen komt Henk even bij ons staan. Ik vraag of hij zijn ouderlijk huis mist. ‘Veel onderhoud, en een mens wordt niet jonger.’

Er zal een windmolenpark komen in de buurt van het bosje.

Henk voelt zich een beetje schuldig tegenover de mensen in Netterden; hij is een gewone sterveling, die het verliest van het systeem. ‘Mensen dragen nu een pak, maar veel verder in de ontwikkeling dan het recht van de sterkste zijn we nog niet. Dat is Darwin,’ zegt hij. 

‘Denk je nog vaak aan dat bos?’

‘Nee, de natuur is hier ook prachtig, en om de hoek.’

Ook dat is Darwin: zij die zich aanpassen, overleven.

Emeke en ik drinken thee en luisteren naar een cd met liederen van Anton Heyboer. Als je geen tempo of toonsoort afspreekt, is niets verkeerd. Heyboer zingt als een kraai, maar wel met een overtuiging waar het velen aan ontbreekt. ‘Hij ging in alles voorbij aan mooi of lelijk, er bestond geen goed of slecht. Ik vind dat ontroerend, als je zo kunt leven en denken.’

Het holistisch denken van Emeke is besmettelijk: op het moment dat ik in het bed stap, slaat de kerkklok elf keer. Maar wat dat betekent, hoef ik niet te weten.

Deze column werd op 25 augustus 2021 gepubliceerd in de Gelderlander [Tekst Jonah Falke, Fotografie Peter van Tuijl]