Gisteren blogde ik over verhalende fotografie op het fotofestival BredaPhoto. Forum BEELDTAAL geeft de komende zaterdagen 10 oktober en 17 oktober een MASTERCLASS VERHALENDE FOTOGRAFIE. Op 24 oktober volgt de tweede studiedag. Een mooie gelegenheid voor fotografen die willen leren vertellen met hun foto’s of leren nog beter te vertellen.
Forum BEELDTAAL schrijft: Wil je zelf verhalende fotoseries maken, zoals de BredaPhoto fotografen? Wil je jouw eigen creativiteit en fotografie een nieuwe dimensie geven? Vanuit Forum BEELDtaal zijn we gespecialiseerd in ‘visual story telling – made easy’. We werken met een beproefde methode die meteen resultaat oplevert. Deze online masterclass hebben we speciaal voor BredaPhoto gemaakt en bestaat uit twee sessies. In de eerste sessie laten we je kennis maken met het fundament van verhalende fotografie; ‘hoe werk je vanuit een thema’. Daarna laten we op heldere wijze zien hoe professionele fotografen dit toepassen in hun BredaPhoto series. Uiteraard leer je hoe je dit in jouw eigen werk kunt toepassen. Je kunt kiezen uit de data 10 oktober of 17 oktober.
In een tweede sessie gaan we jouw werk bespreken, geven we je tips en kun je inspiratie opdoen van de mede deelnemers. Deze sessie vind plaats op 24 oktober. Na deze masterclass weet je hoe verhalende fotografie werkt, hoe je het zelf kunt toepassen en zit je vol inspiratie.
Gisteren op BREDAPHOTO bekroop me bij tijd en wijle de vraag naar het kip of het ei. Vooropgesteld ik heb met enkele fotovrienden me volop vermaakt en tegoed gedaan aan geweldige boeiende foto’s.
Het festival blinkt al jaren uit door de focus op de documentaire fotografie. Ondanks de wat geringere omvang kan het wat betreft de verhalende fotografie prima vergeleken worden met het mondiale jaarlijkse fotofestival Les Rencontres d’Arles. Dat ging dit jaar niet door, BREDAPHOTO wel!
Ik heb enkele fotografen in mijn ‘schriftje opmerkelijke fotografen‘ geschreven. Fotografen die me persoonlijk zeer aanspraken. De ene keer door het type werk dat ze maken en waarmee ik me verwant voel. Een andere keer juist vanwege een heel andere benadering en de voelbare (persoonlijke) visie op de wereld die ik als aangrijpend of zeer verrassend wil betitelen. Chen Ze, als jong talent in 2019 in FOAM, verontrust met beelden met als titel The Bearable. Het is een reflecterende documentatie van de donkere geschiedenis van de in vier jaar tijd aan zichzelf toegebrachte schade. Zelfs als de toelichtende tekst alleen in het Chinees erbij was geplaatst, lees je -en ervaar je- de foto’s met al je zintuigen. Het verhaal achter de foto’s dat het ‘de geschiedenis’ van de fotograaf betreft maakt het niet minder of meer aangrijpend, hoogstens persoonlijker.
De beelden van Kincsõ Bede (1995) liegen er ook niet om. Ze is Roemeense en heeft het communistisch tijdperk alleen maar van horen zeggen. Kennelijk zijn de gruwelijke verhalen van haar ouders en andere familieleden meer dan voldoende om een doorleefde serie zwart-wit te maken die verwijst naar macht en onderdrukking. BREDAPHOTO schrijft: “alle trauma’s die van haar ouders zijn geërfd komen allemaal samen als visioenen in haar hoofd en gevoelens die ze in haar lichaam voelt.” Dat voel je als je bij haar foto’s in de -als gevolg van corona- nagenoeg verlaten ruimte van het KPN gebouw bent!
Eigenlijk heb je nauwelijks een verhaal nodig bij het bekijken van dit soort foto’s. Dat geldt zeker niet alleen voor deze twee fotografen. Er zijn er heel wat. Daartegenover staat dat bij een aantal series het verhaal belangrijker lijkt dan de fotografie. Soms dacht ik wat hebben deze foto’s überhaupt met dit verhaal te maken.
Documentaire fotografie kan vele gedaantes aannemen en dat wordt zeker duidelijk tijdens het bezoek aan ’the best of times / the worst of times, het all-over thema van BREDAPHOTO. Als het verhaal en de foto’s met elkaar een zeer vage, -of in mijn ogen geen-, relatie aangaan, haak ik af.
Nog even deze fotograaf. Drie grote TV-schermen met daarop drie verschillende slideshows met opmerkelijke en vaak humorvolle straatscenes. Liu Tao is een fotograaf met oog voor het alledaagse dat bijzonder is. Daar houd ik van … Door kader en moment wordt de wereld in een klap heel anders. Kijk zelf maar eens op zijn Instagram account.
Ondanks dat alles in het centrum van Breda bijeengebracht en goed te belopen is, moet je echt een hotelletje boeken. Na een kleine drie uur trad er kijkmoeheid op. Zelf nog wat foto’s maken is dan ontspannend, in ieder geval wat mij betreft.
Om nog even op het kip en het ei terug te komen. Is het verhaal leidend of is de fotoserie het uitgangspunt. Maakt dat iets uit, of zijn het gescheiden werelden? Hoe ga jij in jouw fotografie hiermee om?
Gisteren toog ik naar Schiedam voor het Fotofestival met de titel Transities.
“Het leven in de wereld van vandaag verkeert in een kantelpunt”, zo schrijft de organisatie van dit fotofestival. “Een wereld waarin verschillende crises zich voordoen. Deze crises, of liever transities, vormen de rode draad in editie 2020 van Fotofestival Schiedam. Fotografie is bij uitstek een medium van transitie en stelt ons in staat te reflecteren op dit moment van de verandering. Als stilstaand beeld maakt fotografie als het ware een uitsnede van tijd en ruimte. Maar juist deze uitsnede wijst erop dat de wereld nooit stilstaat. Stilstand kan alleen maar bestaan bij gratie van beweging, een transitie naar een volgend tijdperk.” [citaat PR Fotofestival].
Transitie op het fotofestival spitst zich toe zowel op het mondiale als op het klein menselijke vlak. Nog geen 300 meter van de foto-hal op het voormalig terrein van de het familiebedrijf Dirk Zwager van de bekende Floryn jenever, ontmoette ik Joop. Op mijn vraag of hij lekker zat te genieten vertelde Joop me dat hij even moest rusten van het boodschappen doen. “Ik heb een hersenbloeding gehad en de benen willen niet helemaal meer vlotten.” Joop liet me weten dat hij geluk had gehad, zes weken geleden. “In een klap was ik van de wereld.” Joop lijkt me een krachtpatser. Nu na 6 weken al weer in touw voor de boodschappen. Ik realiseer me dat de foto’s over de transitie in de wereld van onder andere de sociaal documentaire fotograaf Paolo Pellegrin, ook op de expo te bewonderen, van een heel andere orde zijn. Toch laat het kleine leed van Joop me die middag niet meer los. Joop is geen wereldnieuws en weet slechts een beperkt aantal lezers van mijn blog te bereiken. Maar daarom is het er niet minder om.
Overigens waren er op de expositie nog meer series die de ‘kleine menselijke veranderingen’ in beeld brachten. De jonge Rotterdamse fotografe Sanne Donders (stipendium opdracht) toonde in enkele vitrines, heel betrokken en intiem, het leven van drie Poolse families die nu een aantal jaren in Nederland woonden. Voor het werk van Daniel Martinus was een mooi hoekje gecreëerd met foto’s over een robot die een relatie heeft met de huisgenoten waarbij hij leeft. Martines vind het belangrijk om mensen bewust te maken over de gevolgen van de toenemende technologische mogelijkheden en de betekenis voor de mens. De foto’s hebben iets frivools maar ondanks dat krijgen ze, hoe langer je er naar kijkt, iets beklemmends. Althans dat was mijn ervaring.
Er was nog veel meer te zien in de grote hal. Ik zou niet zo snel het woord fotofestival in de mond nemen. Daarvoor is het te kleinschalig en trekt de organisatie een enigszins te grote broek aan. Ondanks de ‘schaal’ toch de moeite waard voor een paar uur foto-kijken. Bovendien, Schiedam is een leuke plaats om rond te slenteren en op de Boterstraat was ook nog een kleine expositie. Nog te bezoeken tijdens de weekenden 11/12/13 september en 18/19/20 september vanaf 10.00 uur.
Het is half vijf ’s ochtends. Er is nog geen mens op straat maar de vogels weten dat het snel licht zal worden. Ze fluiten alvast de prelude van de dag. Op dit verlaten uur zijn er in een door TL verlichte bakkerij in Silvolde twee mannen aan het werk. Bakker Jos en zijn zwijgzame knecht Hein.
Trots laat Jos me zien wat hij iedere nacht doet. ‘Ik zou niet anders willen dan ’s nachts werken, stel je voor dat je iedere dag tot vijf uur op kantoor zit.’ Het zweet staat op zijn voorhoofd, hij praat maar werkt wel geroutineerd door. Hij ziet eruit als een echte bakker, fors postuur en een schort vol meel, en zijn lof voor goed, vers en warm brood lijkt oneindig. Toch werd hij maar per toeval bakker. Als kind proefde hij het koekdeeg bij deze bakkerij en vanaf dat moment wilde hij niet meer vertrekken. Hij studeerde Brood en Banket en werkte de eerste jaren in dienst van zijn voorganger Wolters. Familie Wolters heeft op deze plek voor honderd jaar gebakken. Maar de laatste ‘was een vrijgezel die met zijn moeder woonde.’ Jos nam de zaak over en gaf het vijfentwintig jaar geleden zijn eigen naam.
‘Nu is het geen familie bedrijf meer,’ zegt Jos, al heeft het daar eigenlijk wel alle schijn van: zijn vrouw doet de administratie, Hein blijkt zijn neef te zijn en op zaterdagen brengt zijn broer broden rond. ‘Is er al een opvolger?’ vraag ik. Hij wijst op de knecht in de verte en zegt lachend: ‘Hein misschien? Maar dat moet ik niet te hard zeggen natuurlijk.’
Met een mes worden er sneetjes gemaakt in de bovenkant van broodjes, dan wordt er eigeel overheen gespoten en gaan ze in de oven. Een andere oven piept. Er komt een wolk rook uit en de temperatuur neemt toe in de bakkerij. Jos duwt met grote handschoenen de zwartgeblakerde karren vol dampende broden naar een deuropening waar ze zullen afkoelen. Ik durf het Jos niet te zeggen, maar zo’n tien jaar terug, op weg van een café naar huis, heb ik een krentenbol bij hem van zo’n kar gestolen.
Terwijl Jos afgekoelde broden in zakken verpakt zegt hij dat deze voor een bejaardentehuis zijn. ‘Daar brengen we altijd de eerste broden heen aan het begin van de ochtend.’ Zij die de kortste levensverwachting hebben, krijgen het verste brood? Zo zou men ook eens met ontwikkelingslanden om kunnen gaan.
Jos vind het leven te kort om niet altijd vers brood te eten. ‘Mensen zeggen altijd dat het zo fijn is om vers brood te eten als ze op vakantie zijn, maar dat kan thuis ook, hè? Dan is het altijd vakantie.’ Zelf gaat hij twee keer per jaar op vakantie, met carnaval en de kermis. ‘We rijden dan een paar uur Duitsland in en dan kom je al op de mooiste plekken. Goed eten, goede hotels, wat wil je nog meer?’ Ik heb geen idee. Dan kijk ik naast hem en het toeval wil dat er een paar lege kratjes opgestapeld zijn van zwart, rood naar geel.
Om zeven uur komt banketbakker Saskia aan. Ze werkt hier al vijfentwintig jaar en zegt: ‘In de eerste weken van de coronacrisis werden er geen taarten verkocht. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Het kwam pas weer toen mensen beseften dat ze echt thuis moesten blijven en niet uit konden.’ Dan voltrekt zich de magie van een ambacht voor mijn ogen: binnen een paar minuten maakt ze twee slagroomtaarten. Ze doet alles snel en soepel. Het ziet er doodsimpel uit. In haar jaloersmakende gemak tekent zich het vakmanschap.
Dit was de 3e column van JONAH FALKE in de reeks NACHTWERK [verschenen in de Gelderlander op dinsdag 18 augustus].
In een stad wordt het nooit echt donker, maar hier wel. De kleine auto van nachtzuster Annelies vliegt langs de weilanden en ondertussen praat ze druk over haar werk. Ze spreekt met het Achterhoekse accent dat me aan mijn grootmoeder herinnert.
‘Ik voel me veiliger op het platteland dan in een stad. Want hier gebeurt toch niks?’ zegt ze. Die opvatting deel ik niet met haar: ik zie in razend tempo bomen voorbij flitsen, als ik kon bidden had ik het gedaan. ‘Als je bang bent moet je geen nachtdiensten doen. Pas op – een drempel. Kun je wel schrijven zo?’
Het gebied dat ze elke nachtdienst onder haar hoede heeft is groot. Op een rustige nacht legt ze 125 kilometer af, op een drukke zo’n 250. Tijd om pauze te houden is er niet altijd. Dan eet ze de boterhammen achter het stuur.
Ze wordt gebeld. Via de carkit klinkt: ‘De catheter van meneer is verstopt. Je moet er vannacht even heen. Zijn urine is slijmerig en rood.’
Nuchter zegt Annelies: ‘Is er nog spoelvloeistof?’ Ik vraag wat ik kan verwachten. ‘Mensen die gevallen zijn, die benauwd worden, omgedraaid moeten worden. Soms begeleiding van familie die bij hun dierbare waken. Het is heel afwisselend werk, geen nacht is hetzelfde. Alleen mensen op de wc zetten zou niet echt verheffend zijn, hè?’ zegt ze met een knipoog.
Ik verheug me om mee te kijken: hoe ze mensen helpt, hoe het bij de mensen thuis eruit ziet en ruikt, maar dan volgt een lichte teleurstelling. Als we in een woonwijk stoppen zegt ze dat ik niet mee naar binnen mag. ‘Hoezo?’
‘Stel je voor dat jij daar in een bed ligt, in je eigen huis? Je komt hun wereld binnen.’
Er is niet goed gecommuniceerd en als een leeuw voor haar jongen werp zij zich op voor haar klanten. In de kleine auto met beslagen ramen zitten we te discussiëren. ‘Wat wil je zien dan? Dat ik de suikerspiegel meet, iemand van de wc haal?’ Ik knik. ‘Dat is privé en allemaal niet zo bijzonder hoor,’ zegt ze als een boer die zijn vee liefdevol doch praktisch verzorgt. Ik geef het op. Mijn sympathie voor haar beschermende houding jegens de fragiele mensen wint het. Dan zegt ze tot mijn verbazing: ‘Oké, ik zal vragen of je binnen mag komen. Als ik niet terugkom moet je een halfuur wachten.’ Ze komt terug. In de woonkamer zit een vrouw in een rolstoel te glimlachen. Ze komt uit Delft, haar tongval vormt een mooie dissonant met die van Annelies. Ze zegt: ‘Ik zit al 43 jaar in deze rotstoel. Ik heb suiker en kan niet lopen. Heb het wel geprobeerd, maar toen brak ik mijn heup en ben ik blijven zitten.’ Ik ga de slaapkamer niet in, maar hoor het gestommel en gesteun. Dan vang ik Annelies’ stem op: ‘Welke bil is er aan de beurt?’ De vrouw krijgt een insuline-injectie en zegt: ‘Best gezellig dat je iemand mee hebt vanavond, dan ben je niet zo alleen.’
Toch denk ik: een nachtzuster bestaat bij de gratie van alleen kunnen werken. Alles moet efficiënt in de nacht. Ik kijk de donkere woonkamer vol zalmkleurige meubels rond en zie dat zo’n kort moment in de nacht van belang is om niet naar een verpleegtehuis te hoeven. Deze mensen leven nog thuis, in hun vertrouwde omgeving, in relatieve vrijheid. Zonder Annelies is dat onmogelijk. Ook dit soort one-night-stands zijn vluchtig, maar nooit zonder betekenis.
Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | Plaatsing in de Gelderlander van 7 augustus 2020
Een week of wat geleden schreef ik een blog over ‘for ever young’. Deze blog is geenszins een vervolg maar heeft wel alles te maken met leeftijden waarop mensen pieken. Als je een tweede (of 3e, 4e of 5e) taal wilt leren kan dat het beste als je een jaar of zeven bent. Rond je 22e kun je het beste onbekende namen onthouden en de beste leeftijd om een marathon te lopen is wanneer je 28 bent. Dit wordt natuurlijk allemaal gelogenstraft zelfs al binnen mijn familie; mijn vrouw net boven de middelbare leeftijd studeert een nieuwe vreemde taal, mijn schoonzoon van rond de vijftig loopt in een jaar twee marathons en een van onze kleinkinderen van twaalf weet feilloos alle beroemde en fameuze kite surfers van de hele wereld te noemen.
In deze blog wil ik het hebben over twee, weliswaar heel verschillende, fotografen die tot het einde van hun arbeidzame leven nog nimmer een camera hadden aangeraakt om vervolgens tot ‘fotografische beroemdheden’ uit te groeien, althans zeker na deze blog.
Gilbert Garcin was directeur/ondernemer van een lampenfabriek. Toen hij op 65 jarige leeftijd zijn bedrijf verkocht en met pensioen ging begon zijn fotografische carrière. Hij had een fotoworkshop gevolgd in Arles en dat was de impuls voor jarenlange conceptuele fotografie op hoog niveau.
Zijn vrouw en hij zelf waren de modellen in een niet realistische fantasiewereld. Hij plaatste zich zelf, gekleed in een gewone sjofele overjas en zijn vrouw in dito outfit, in absurde en onontwarbare situaties. Alle dilemma’s die te maken hebben met gewicht, zwaartekracht, het begin of het einde, licht of donkerte werden van stal gehaald om te verwarren. Tegelijkertijd doet het werk, weliswaar met een gulle glimlach om de mond, ons de complexiteit van de wereld beseffen. In 2016 had hij op het mondiale fotofestival in Arles nog drie grote zalen met zijn werk. Hij overleed in april 2020 op negentigjarige leeftijd na een, wat je zou kunnen noemen, ‘zilveren artistiek jubileum’.
De tweede fotograaf die ik even wil voorstellen is Paul Kessel. Zijn werkterrein was klinische psychologie en psychoanalyse en hij was universitair docent. In 2008, net voor zijn zeventigste verjaardag, volgde hij lessen aan het International Centre of Photography in New York. Dat was het begin van een weergaloze carrière als straatfotograaf. Hij heeft al verschillende prijzen gewonnen en volgens het befaamde Lensculture behoort hij tot de 100 beste straatfotografen van de wereld. Garcin was de fotograaf die ons de verwondering en de schoonheid van het concept voorschotelde. Paul Kessel is de man die snuffelt en loert op het moment, het voorval, de ultieme situatie dat alles in het kader valt. Niet met voorbedachte rade maar terstond reagerend met al zijn vezels in zijn lijf. Mogelijk dat vanuit zijn psychologische ervaring hij in staat is om met een bijna voorspellende karakter te ‘weten’ wat er gaat gebeuren. Want dat is de kracht van de goede straatfotograaf. Anticiperen op wat er staat te gebeuren …… Neem zeker een kijkje op zijn site.
Wat is jouw gevoeligheid? Raak jij ook ergens fotografisch van aan de kook?
Hij, vaak als dwarsligger van de fotografie gezien, zorgde met zijn boek ‘The Americans’ voor een totaal nieuwe en shockerende doorbraak in de reportagefotografie. Er werd een wereld getoond op een visueel andere manier. De beeldtaal die Frank ontwikkelde, -en vooral zichtbaar werd in dit boek-, is door velen geroemd als een meesterwerk en heeft destijds de fotografiewereld op zijn kop gezet.
Vergelijkingen gaan bijna altijd mank, maar toch. Iets soortgelijks als wat de ‘Frank-lezers’ moeten hebben ervaren, viel mij ten deel bij het bekijken van de website van de jonge Tsjechische fotografe Marie Tomanova.
Ik vind het overigens lastig om in enkele volzinnen aan te geven waarom ik haar werk zo geweldig vind. Het is prikkelend, indringend, dichtbij, persoonlijk, onthullend, verhullend (tegelijk hoe is het mogelijk), ogenschijnlijk pretentieloos, intiem, lak aan conventies, hedendaags, toont wat er is, ze bevraagt mij, confronterend, gewaagd, divers, blootleggend, essentieel, brutaal, puur, …….
Waarschijnlijk kunt u nog wel andere woorden op de puntjes plaatsen als u haar werk bekijkt. Misschien vindt u het minder vernieuwend als ik doe voorkomen, temeer daar ik haar werk vergelijk met het baanbrekende ‘The Americans’ van Frank. Toch heb ik het idee dat haar werk een aardige paradigma betekent in de portretfotografie. Het heeft m.i. ook alles te maken met de moderne mediacultuur en de plek die de mobile phones in onze samenleving innemen. Ongetwijfeld zal ze na haar serie (en boek) ‘Young American’, -met veel foto’s genomen met haar mobiele telefoon-, nog veel stof doen opwaaien en een nieuwe generaties fotografen volop inspireren.
FOTO UIT YOUNG AMERICAN | MARIE TOMANOVA
Marie Tomanova studeerde aanvankelijk schilderkunst in haar thuisland Tsjechië. Ze maakte veel schilderijen van mensen en zelfportretten. Ze vertrok na haar studie naar Amerika om als au-pair te gaan werken. Daar ‘ontdekte ze nieuwe mensen en culturen’ zoals ze zelf zegt. “Ik werd verliefd op het bruisende, de energie en het ritme van de voor mij nieuwe stad New York. De mensen die ik fotografeer zijn echt, zonder kunstgrepen. Het zijn de mensen waarvan ik houd!”
Rod Steward zong het al in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Nu, in de 21e eeuw worden we steeds ouder maar, lijken jonger. De oma uit mijn kindertijd was op haar zestigste een oud, uitgeblust mens in zwarte kleren met een vleugje 4711, het Eau de cologne voor dames uit de arbeidersklasse. Als je vandaag de dag niet teveel pech hebt is zeventig het nieuwe vijftig. De commercie springt daar overtuigend op in; van MAX’s ‘we komen eraan’ tot Cruises voor senioren (zeg nooit bejaarden), een cursus eten na je zeventigste, duo fietsen, de oppashond of de vele verschrikkelijke reclames over tiny ladies voor shiny pants om het droog te houden.
Als je ongemerkt, nou ja, tot die nieuwe vijftigers behoort lijken slechts twee alternatieven mogelijk. Berusting en mee gaan doen in de vaart der volkeren of verzet te plegen door nog harder en verder te lopen of te fietsen. Ook een studie geesteswetenschappen gaan volgen kan helpen om als wijsgeer, met baard, je nog enigszins te kunnen onderscheiden van de grijze massa. Onze nationale zeur Marcel van Roosmalen zou zeggen: ‘kun je nou ook nog niet eens gewoon oud worden”. Als iets duidelijk wordt in mijn fotografie is het dat ik een product ben van mijn tijd. Misschien is het enige onderscheid tussen al die ouderen en mij dat ik me kan verbergen achter mijn camera. Om zo het gratis festival ‘For ever young’ voor 65 plussers vast te leggen. Jongeren komen er niet in. Of dat discriminatie is weet ik niet maar het is wel jammer voor de vermenging.
In 2017 en 2018 werd het festival gratis en voor niets in Almere georganiseerd. Kennelijk is de doelgroep voor sponsoren toch minder interessant want voor 2019 werd de toegangsprijs plotsklaps op 25 euro gezet. ‘Niets voor niets’ moeten ze gedacht hebben. Echter er was buiten de ‘oude’ waarde van zuinigheid gerekend en de senioren bleven massaal weg, waardoor het festival 2019 exit was. Coronajaar 2020 bood geen herkansing en nu kun je op de bescheiden website lezen dat er in 2021, mits er een vaccin is, flink zal worden uitgepakt en alles grootser en mooier zal zijn. Misschien wel met het hese stemgeluid van Rod Steward himself.
De hitte vandaag weerhield me er niet van op mars te gaan naar Zutphen. Naar ‘in dit licht’, de foto expositie van het gerenommeerde collectief LUMEN. Wie nog niet geweest is een aanrader. Door de foto’s op stellages in de prachtige tuin en de video’s in de gewelfde kelder, -met een put en grove metselstructuur-, waande ik me zelfs even op het grote mondiale fotofestival in Arles dat dit jaar helaas niet doorging. Met 33 graden Celdius was de temperatuur eveneens Provençaals.
Miranda Vlaswinkel, nachtbewaker van Globe Security in de Achterhoek | fotografie Peter van Tuijl
ZOMERSERIE NACHTWERK
Schrijver en columnist Jonah Falke offert deze zomer een deel van zijn nachtrust op. Voor De Gelderlander kijkt hij een keer per week wie er in de nachtelijke uren aan het werk zijn.
In het holst van de nacht rijdt Miranda Vlaswinkel (27) stapvoets over industrieterreinen. Haar portofoon brabbelt onverstaanbaar voor een buitenstaander maar Miranda zegt telkens: ‘Dat is begrepen.’ Haar werk bestaat uit het in alle eenzaamheid surveilleren bij bedrijven. Op een man met een kinderwagen die langskomt en een wegschietend konijn na, gebeurt er nog niets.
Soms stappen we uit en controleert ze met een zaklamp een gevel en voelt of alle deuren wel afgesloten zijn: ‘de zwakke plekken van bedrijven.’ Haar rechtvaardigheidsgevoel en de zin om problemen te voorkomen is groot. ‘Alles wat nachts leeft, klopt niet,’ zegt ze. ‘Dit is het mooiste werk van de wereld. Spanning opzoeken, daar hield ik als kind al van.’
Ondanks dat Miranda weinigen tegenkomt, verraden haar vuurrode nagels dat ze ervan houdt tiptop eruit haar werk te doen. | foto Peter van Tuijl
Haar werk blijkt te bestaan uit kalmte óf actie. Een opmerkelijk combinatie. De enige constante is haar alertheid. We krijgen een melding van een inbraakalarm bij een voetbalvereniging. Met rode nepnagels tikt ze op haar telefoon voor het adres, binnen een paar minuten zijn we ter plaatse. Het pand wordt ‘extern gecontroleerd’. De zaklamp zwiept langs muren, hekken en over het verlaten voetbalveld. Dan gaan we naar binnen. Ze is ongewapend maar loopt breed. Haar mond is haar sterkste wapen, zegt ze. Er hangt een vergeten jas over een stoel maar er is geen mens te vinden.
We rijden verder en Miranda vertelt dat ze ‘s nachts tot leven komt en veel plekken alleen in het donker en verlaten kent. Kijkend naar de loodsen vraag ik me af wat hier in godsnaam te halen valt. ‘Er zijn trends in de onderwereld,’ legt ze uit. Eerst waren tandartspraktijken populair, voor de verdovende middelen en boortjes, nu wielrenfietsen en aanhangers. Gereedschappen als bladblazers zijn waardevast.
Een bestelwagen komt ons tegemoet en ze zegt: ‘Dat is raar.’ Als ze de achtervolging wil inzetten, blijkt de auto al gevolgd te worden door de politie. ‘Hij heeft ladders op het dak, wat moet je daarmee hier om twee uur ‘s nachts?’ Haar stem is als haar oog: snel en scherp. We volgen de politie en de bestuurder wordt staande gehouden. Lachend zegt ze dat ze haar werk uit handen nemen. Ze rijdt rustig verder.
Later die nacht gaat er nog een inbraakalarm af bij een tankstation. Ze is trots op haar aanrijtijden, de transparantie van het bedrijf en dat ze eigenlijk nooit fouten maakt. In gemiddeld vijf minuten is ze ter plaatse. ‘Dat geeft de klant een veilig gevoel, die aanrijtijden worden meteen doorgegeven aan ze. En als er iets bijzonders is, maak ik een foto die ze meteen te zien krijgen of je belt de politie.’
Haar akeligste ervaring in de nacht is een zelfmoordpoging. ‘Ik werd opgeroepen door een instelling voor jongeren met gedragsproblemen. Zat daar een meisje met een mes op haar pols, maar het praten van ons team heeft geholpen. Ze leeft nog.’
Normaliter doet ze dit werk alleen. Het zijn immer unheimische plekken en in haar wereld deugen mensen die ‘s nachts leven vaak niet. Traag opent ze het rolluik van het tankstation en gaat ze naar binnen. ‘Je weet nooit wat je aantreft, maar als je bang bent kun je dit werk niet doen. Ik ken geen angst en hou van adrenaline. Ik woon nog thuis en iedere avond zegt mijn vader dat ik goed uit moet kijken.’
Ik dacht altijd dat mensen die geen angst kennen, levensgevaarlijk waren. Maar dat valt mee. Onbevreesd en met veel plezier gaat Miranda te werk en zegt: ‘Sommige mensen wil je ’s nachts echt niet tegenkomen.’ En dan geruststellend: ‘Maar de meeste zijn banger voor jou, dan jij voor hen.’
Ik ken geen angst en hou van adrenaline. Ik woon nog thuis en iedere avond zegt mijn vader dat ik goed uit moet kijken. | foto Peter van Tuijl
Miranda zegt het jammer te vinden dat ik geen echte inbraak heb meegemaakt. Ze zet de autoradio aan en vervolgt haar tocht alleen. Aan het eind van de ochtend stuurt ze me een berichtje: ‘Je hebt niks gemist de rest van de nacht.’
Deze column over de nachtwerkers verscheen in de Gelderlander op 21 juli 2020.
Momenteel lees ik twee boeken van Belgische auteurs. De biografie over Diane Arbus van Patrick Roegiers (2006, de droom van een schipbreuk | Sirene – 280 pagina’s – ISBN: 978 90 5381 455 0) herlees ik en het Dagboek van een Fotograaf van Stephen Vanfleteren is kakelvers (2020).
Dagboek van een Fotograaf Nederlands Hardcover 9789403199207 112 pagina’s
Beide boeken zijn fijn fragmentarisch te lezen, alhoewel ik me bij Vanfleterens dagboek houd aan zijn chronologie. Soms, -op een dag-, schrijft hij enkel één zinnetje, nog geen 15 woorden breed. De andere keer is een dag enkele pagina’s leesvoer. Hij neemt me mee in zijn dagelijkse bespiegelingen die verbeelden tot wat hij heeft ‘gezien’. Ik ga mee in zijn kritische kijk op de wereld in coronatijd én de diepere gedachten van alledag. Na twee of drie dagen heb ik genoeg om er een week over na te denken.
De biografie van Arbus maakt niet zo blij. Haar dagelijks geluk lijkt steeds omrand met een rauw randje. Ja zelfs een rouwrandje. Steeds op zoek naar het afwijkende, de freaks en de excentriekelingen, het verdriet van de ‘eenzamen’ . Haar leven en de fotografie waren verstrengeld; een zoektocht naar hetgeen ze niet kende. Met de man met de drie benen en de vrouw met de drie borsten, de hermafrodiet en de reus sloot ze een bondgenootschap om hen te fotograferen en zo ook met alle andere modellen. Modellen die voor Arbus ‘dichtbij-mensen’ waren die ze met een grote openheid en puurheid tegemoet trad. Daarmee is haar fotografie veel meer geworden dan een reeks van fysieke en psychische afwijkingen geworden. De vragen rondom de dualiteit van ‘de identiteit van het menszijn’ was voor haar een belangrijke inspiratiebron, lijkt me.
Een nog jonge fotograaf, Andrea Torres Balaguer [1990, Barcelona] stelt naar mijn idee ook vragen bij het fenomeen identiteit. Een jaar of vijftig na Arbus weliswaar op een heel andere manier. De directheid is afwezig, de esthetica des te meer aanwezig. Maar ook veel van haar portretten zijn mysterieus. Haar portretten willen meer laten zien dan wat er enkel op staat. Dromerige beelden waardoor de kijker dwingend uitgenodigd wordt om ze te interpreteren. Een eigen verhaal of emotie aan de beelden te geven. Door kleur en compositie zijn het aantrekkelijke beelden om naar te kijken. Maar ze gaan verder en je komt niet los van de mogelijke betekenis en invloed. Ik ontwaar vervreemdende en symbolische aspecten. Op zoek naar de echtheid van de mens die met vraagtekens omgeven is.
Misschien is de essentie van verbeelden, bij Arbus, Vanfleteren en Torres wel de fluïde doch uiterst dunne grens tussen fictie en werkelijkheid. Een grens die naar mijn idee het verschil tussen afbeelden en verbeelden maakt. Bij elke type fotografie.
Staat u in uw fotografie ook weleens stil bij die grens. Aan welke kant van de grens geeft u de voorkeur en komt dat tot uiting in uw fotografie?
Één van mijn favoriete fotografen is Philip-Lorca diCorcia. Zijn meest vroege werk kun je het best rangschikken onder straatfotografie alhoewel ook wel foto’s gingen over ‘dingen’. Ook bij die beelden was hij de regisseur. Later, zo vanaf de eind jaren tachtig, gaf hij zich volledig over aan de enscenering.
De werkelijkheid ensceneren is fotografen niet geheel vreemd. Jeff Wall en Hannah Starkey staan er bijvoorbeeld ook om bekend. Hannah Starkey specialiseerde zich in geënsceneerde omgevingen van vrouwen in stedelijke omgevingen. Overigens uit een recent interview dat ik las is ze nu weer teruggekeerd naar de ‘echte’ werkelijkheid. Voor wie Jeff Wall niet kent hier een aardig -en kort- filmpje over hem en zijn werk ter gelegenheid van zijn expositie in 2013 in het stedelijk in Amsterdam.
DiCorcia maakte begin jaren negentig de serie “Hustlers” over mannelijke prostituees in Los Angeles die hij fotografeerde en evenveel betaalde als ze anders voor hun diensten vroegen. Het waren niet zomaar ’tegenkom’ foto’s maar nauwkeurig in scene gezet met lichtboxen e.d.. De foto’s hebben een geweldige krachtige uitstraling van echtheid.
Bovengenoemde foto en tekst kwam in mijn mailbox; een aanbieding om de foto te kopen voor het luttele bedrag van 25.000 tot 35.000 dollar. Inmiddels is er een bod van 25.000 dollar uitgebracht. Vandaag 9 juni is de veiling. Nog 6 uur te gaan. Dus grijp uw kans voordat het te laat is. Overigens was de expo in Moma in 1993 maar het boek verscheen pas in 2013. Op dat moment waren alle 66 gefotografeerde personen overleden, de meesten niet ouder dan 45 jaar.
Er zijn theorieën dat Vincent van Gogh maar een middelmatig schilder was geweest als hij niet naar de zon was vertrokken en in Brabant was gebleven. Daar sluit ik me deels bij aan. De aardappeleters vind ik een benauwd schilderij, vergelijkbaar met De avonden van Reve: het heeft slechts de schoonheid van een raak tijdsdocument. De levenslust sloop in mijn ogen pas in Van Goghs werk toen hij naar elders vertrok. Je verplaatsen – om tot iets anders te komen – lijkt me net zo natuurlijk als de zon die in het oosten opkomt en in het westen ondergaat.
De schilderijen die ik een paar jaar terug elders maakte ontstonden in een donker atelier met tl-licht, zonder daglicht. In Zundert wilde ik juist helder werk maken. Ik koos er daarom voor om hier juist in de zomer te verblijven.
Hoe zijn werk ook veranderde, Van Gogh is nooit helemaal losgekomen van deze geboortegrond. Vlak voor zijn dood, na jarenlang verblijf in wereldsteden, schrijft hij zijn moeder: ‘Ik ben er toch als een boer uit Zundert uit blijven zien. Ik verbeeld me soms ook dat ik zo gevoel en denk. Alleen zijn de boeren van meer nut in de wereld.’
Los van dat ik me verwant voel met Van Gogh vanwege zijn relatieve armoede, zijn geworstel als kunstenaar en zijn werkethiek, schreef ik in 2016 een roman, Bontebrug, over een jongen die het Achterhoekse platteland verruilt voor Amsterdam om schilder te worden. Ook hij komt niet los van zijn heimat en voelt zich in de stad ontheemd en waarschijnlijk meer verwant met de mensen uit het dorp.
Aangezien het schrijven alles overstemt de laatste jaren van mijn leven, leek het me verstandig om het schrijven in Zundert niet te vergeten maar te gebruiken. Elke dag schreef ik, net als Van Gogh aan zijn broer, over het schilderen an sich, het dagelijks leven in Zundert en de chaos in de rest van de wereld.
En, in het atelier schilderde ik portretten van schrijvers die me ontroerd hebben de afgelopen jaren. Wat deze mensen gemeen hebben met Van Gogh is dat ze hun geboortegrond hebben verlaten. Sommige vanwege hun geloof, andere gestuwd door nieuwsgierigheid, maar allen blijven ze zich in hun werk verhouden tot de plek waar ze vandaan komen.
Over Jonah Falke Jonah Falke (1991) werd geboren in Ulft en studeerde fine art painting aan ArtEZ, Enschede. Hij exposeerde in binnen- en buitenland en maakte als frontman van de band Villa Zeno de plaat Self Made Woman. In 2016 verscheen zijn debuutroman Bontebrug, in 2019 volgde De mooiste vrouw van de wereld. Hij schreef voor Vrij Nederland, See All This, ELLE, HP/De Tijd en VPRO Nooit meer slapen en is vaste columnist bij de Gelderlander en op het Lebowski Blog. In september 2020 verschijnt er een documentaire van Ruut van der Beele over zijn werk en leven. Het slot van de film is zijn verblijf in Zundert. Eind 2020 verschijnt er een boek van alle schilderijen en teksten die hij hier maakte.
‘we zijn wie we zijn en we doen wat we doen’, dat zong leadzanger en tekstschrijver Thé Lau die, naar menselijke maatstaf veel te jong, in 2015 overleed.
In deze song wordt de vrijheid op een ondubbelzinnige wijze gemarkeerd. Naar mijn idee heeft hij vaak over vrijheid geschreven en gezongen, zowel direct als verwijzend. ‘Iedereen is van de wereld, de wereld is van iedereen’ is ook zo’n prachtige tekst. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat je plaats er een is in relatie tot anderen. Vrijheid in gebondenheid zouden de psychologen als Eric Fromm en Carl Rogers roepen. Ja, ik weet het. Het zijn de klassiekers uit de tijd dat ik nog studeerde. Maar de humanistische psychologie, halverwege de twintigste eeuw, sprak me erg aan. Rekening houden met anderen. Ontwikkelen niet ten koste van anderen maar met anderen. Een ouderwets standpunt misschien, maar voor mij nog steeds geldig.
leren in socios
Overigens ben ik ook in die tijd getroffen door de fenomenologische filosofie. Ik had nog les van de Augustijner monnik en filosoof professor Luijpen. In die filosofie wordt uitgegaan van zowel de directe als de intuïtieve ervaring van observeerbare gebeurtenissen. De interpretatie speelt een belangrijke rol in de werkelijkheid. Hierin zit een soort van parallel met hoe ik de fotografie beleef en derhalve ook met de foto’s die ik maak.
Mijn foto’s zijn de observatie op het netvlies, de beelden die daarbij in de ratio en het hart verschijnen, de interpretatie. Het zou mooi zijn als u hiervan iets terug ziet in dit boekje.
Een film waarin het boekje [mei 2020] wordt doorgebladerd in 9 minuten.
Je kunt ook in het boekje bladeren in je eigen tempo op ISSUU.
Afgelopen dinsdag lekker achter het huis genietend van het nog steeds warme avondzonnetje. Het boek Europese Portretfotografie werd steeds als landingsbaan gebruikt door hele vervelende bijtende en vieze vliegjes. Het boek is een mooi overzicht uit 25 jaar Europese portretfotografie, met verschillende stijlen en van bekende maar ook minder bekende fotografen met heel veel verschillende gezichten. Het boek verscheen in 2016 door een samenwerking tussen fotomusea in Europa waaronder het Fotomuseum in Rotterdam.
Ja ook het bewogen portret dat Avedon van zich zelf maakte, staat erin. De vliegen waren uiterst irritant en leidden af; niet alleen staken ze, maar af en toe bleef er ook een klein zwart stipje achter. Klein poepje op het oog of de wang van Avedon. Met een mepper ze te lijf gaan was ook geen optie; de portretten verdienen beter dan klodders bloederige propjes.
Toen ik ‘vliegen en besmetting’ googelde kreeg ik in no time (minder dan 0,4 seconden) meer dan 1,2 miljoen hits zonder dat het maar één vlieg, zoals fruitvlieg, kamervlieg of rouwvlieg, opleverde. Het zijn namelijk smeerpijpen die de meest vervelende en ook enge ziektes op de mens kunnen overdragen. Maar zoals gezegd mijn google-actie leverde de hits op die nu ‘hot’ zijn. Vliegen in C-tijd gaat over heel andere besmettingen én risico. Alhoewel het RIVM en onze prime minister [PM] garanderen dat je het gewoon kunt doen, vliegen! Onze PM gaat op vakantie naar Duitsland heb ik begrepen. Met. De. Trein. Dat dan weer wel.