Via de site Eyeshot kwam ik op de site de Belgische fotograaf Sophie Callewaert terecht. Prachtige humorvolle straatfotografie. Zeer de moeite waard om een kijkje te nemen. Verder houdt ze zich bezig met huwelijksfotografie en familiefotografie. Je verwacht dan reportages als zo veel andere. Maar niets is minder waar. Sophie ziet kans om deze (voor betrokkenen belangrijke) familiesituaties op een verrassende en originele manier vast te leggen. Wat dat betreft zie ik haar werkwijze op straat (als vrij werk) terug in haar opdrachtwerk. Die eigen stijl is haar klasse.
Onvermoeibaar optimistisch ben ik steeds op zoek naar authenticiteit en connectie. [quote Sophie Callewaert]
hulde aan de fotograaf die modellen mensen deed zijn
Tijdens de openingsweek (2008) van het grootste fotofestival in de wereld was ik erbij. Peter Lindbergh hing in de prachtige gotische kerk met heel veel grote werken. Ik ben niet zo’n ‘modellen fotograaf’ maar ondanks dat hij in verschillende publicaties aangekondigd werd als modelfotograaf ging ik naar de opening. Dat was geen model fotograaf, wellicht zou je hem nog wel modefotograaf kunnen noemen maar dat ging me al te ver. Mensen fotograaf, mooie mensen maar ook minder mooie mensen in de puurheid van hun zijn! Later keek ik naar vele documentaires waarin hij op een bijzonder charmante, maar ook pure wijze omging met de vrouwen en mannen die hij fotografeerde.
Deze week stierf Peter Lindbergh op 74 jarige leeftijd. Ik zocht in mijn archief naar nog wat plaatjes van destijds in Arles. Als een huldebetoon aan een groot fotograaf!
Deze jongeman liep ik tegen het lijf in het Amsterdamse Fotomuseum FOAM. Ik was met een vriend naar Amsterdam getogen om drie vliegen in een klap te slaan; het Rijks, FOAM en Huis Marseille.
RIJKSMUSEUM
De 12 foto’s van Erwin Olaf met daaromheen zijn gekozen schilderijen in het Rijks. Een kleinschalige expositie, zeker in vergelijking met de grote expo in zowel het Fotomuseum en Gemeentemuseum in Den Haag waar zijn gehele rijke oeuvre te zien was. Toch als Olaf-liefhebber mocht je ook het rijksmuseum niet missen. Het was een hele intieme stille beschouwende ervaring, juist door de keuzes, de toelichting op het werk én de aankleding van de twee exporuimten.
FOAM ALEX PRAGER
Prachtige (levensgrote) foto’s die een surrealistisch karakter hebben door de wijze waarop Alex Prager de werkelijkheid in beeld brengt! Foto’s die eruit zien als filmstills. Ze maakt overigens ook geweldige adembenemende films die ondanks de volle kleuren verwijzen naar de vijftiger jaren. Wat je ziet is beklemmend, niet waar, onheilspellend en de scenes lijken zo uit een Hitchcock-film te komen.
HUIS MARSEILLE DEANA LAWSON
Van de Amerikaanse fotograaf Deana Lawson (Rochester, 1979) hingen prachtige metershoge portretten van mensen in hun dagelijkse omgeving. Huis Marseille gaf aan dat zij geroemd wordt als een van de meest fascinerende fotografen van haar generatie. ‘In haar werk, dat wordt vergeleken met dat van Diane Arbus, Jeff Wall en Carrie Mae Weems, vervaagt Lawson de grens tussen feit en mythe.’ We haalden nog net de trein naar de Achterhoek om voor het donker thuis te komen. Voldaan over wat we allemaal gezien hadden!
Maar nu nog de simpelheid en de complexiteit van een foto!
De jongeman in Foam trok mijn aandacht, in eerste instantie vanwege het hoedje, maar ook de blote behaarde benen sprongen meteen in het oog. “Mag ik een foto van je maken’. dat mocht alhoewel hij nog wel even informeerde naar het waarom. De originaliteit van zijn uitstraling was voldoende als antwoord. ‘Let maar niet op mij, ga maar door met het kijken naar het werk van Alex Prager’, zei ik. Een mooie natuurlijke pose, zowel gezichtsuitdrukking (de mijmering bij het kijken naar de film) als de wijze waarop hij stond (ontspannen, niet geposeerd, zo sta ik!). Thuisgekomen heb ik nog even gekeken of ik deze foto voor de wekelijkse ‘KEEK OP DE WEEK’ zou gaan gebruiken. In photoshop nog wat een andere uitsnede bekeken; iets meer naar voren gehaald. En ondanks dat de stand van de voeten iets grappigs had vond ik juist dat in het onderste deel van de foto wel veel afleiding of onrust was. Afsnijden net onder de verwarmingsbuizen; net nog vervreemdend. Ja, zo kan het ook. De positie van de benen blijft wel oké.
Het is foto die ik wel oké vind. Dit wordt mijn KEEK OP DE WEEK van week 36! Aldus besloten keek ik ook nog even als ik het hoedje (die toch ook heel bepalend voor de persoon is) eraf zou halen. Als ik de persoon anoniem zou maken. En wat blijkt …. daarmee wint de foto voor mij aan kracht. Het gaat in een keer niet meer over die jongeman met dat vreemde hoedje maar om houding van iemand die ergens in een museum kijkt naar, …. ja wat eigenlijk. Deze foto is niet alleen anoniem maar voor mij ook spannend omdat de foto meer een vraag stelt dan een antwoord geeft.
JONAH FALKE loopt zijn achtste en laatste stage van deze zomer.
Van oudsher ligt er in elk dorp een café
tegenover de kerk, ter relativering. In Wehl is dat zalencentrum Reuters. Hier
kun je kegelen in de kelder en op zolder paaldansen. Het is bloedheet en uitgestorven
op straat, maar op de zolder is het nog veel warmer en klinkt er techno. Lerares
Sandra zag een paar jaar terug het licht: ‘Andere sporten verveelden me snel. Maar
sinds ik in de paal klom kom ik er niet meer uit.’
Het vooroordeel is vaak dat paaldansen erotisch
is. Sandra is blij dat het steeds meer als echte sport wordt beschouwd. Niet
alleen jonge vrouwen maar ook kinderen, ouderen, mannen, atleten of horken
komen bij haar. ‘We dragen weinig kleren maar je hebt je huid nodig om te
blijven hangen. Het is verbazingwekkend hoe snel je sterker wordt. Een gewicht in
de sportschool kun je zo wegleggen maar je eigen lichaam niet. Dat motiveert.’ Het
is de tragiek van de mens: overal waar je gaat neem je jezelf mee, hier is dat
een pre.
Meisjes komen binnen, de mannen zijn helaas
verhinderd door hun werk. Er worden tweetallen gevormd voor de warming-up. De
muziek gaat nog wat harder. Snel zal vers zweet zich mengen met verschillende
soorten deodorant. De duo’s zitten en liggen op elkaar. Benen en armen vliegen
tientallen keren door de lucht. Ledematen trillen van inspanning begeleid door gekreun.
‘Je moet niet bang zijn om elkaar aan te
raken,’ zegt Sandra.
In een wereld waarin mensen van hun eigen en
andermans lichaam vervreemden en in hun telefoon verzinken, is deze intimiteit
een unicum. Het is niet verkeerd om andermans zweet weer eens te ruiken, je zou
de geur nog vergeten.
Er komt een jongen binnen die zegt: ‘De
slagroommachine doet het niet, kom je even?’
Zuchtend staat er een meisje op. Sandra zegt
dat dit meisje ooit het zalencentrum zal overnemen met die jongen.
Dan begint het echte dansen. Boven de muziek
uit schreeuwt Sandra: ‘Oké ladies, de kurkentrekker.’ En later: ‘De
helikopter.’ Zelfs als je stil zit gutst het zweet overal waar het gaan kan. Vol
bewondering kijk ik naar de meisjes die zichzelf door de zolder zwiepen.
In de pauze komt de erotiek toch nog even ter sprake.
‘We geven wel exotic specials. Dat is
vooral voor moeders die zich weer lekker vrouw willen voelen.’ Ik knik alsof ik
ook al eens een kind heb gebaard.
Sandra klimt de paal weer in en een leerling
roept lachend: ‘De paal is te nat, ik blijf niet hangen. Ik breek me mijn nek
nog.’ Met lappen wordt hij zweetvrij gemaakt.
Als ik de paaldansstudio uitloop en weer op het kerkplein sta lijkt het alsof de tijd stil heeft gestaan. In het verder stille dorp hoor je het kerkkoor oefenen in de kerk.
Jonah schreef over het paaldansen in het artikel dat op 31 augustus 2019 in de Gelderlander verscheen. Fotografie Peter van Tuijl
Op krukken komt boer Jos Bolk aanhoppen. Toch loopt hij veel harder dan een gewoon mens. Zijn werkhanden en erf zijn smoezelig, maar de beesten in de stal zijn zichtbaar gelukkig en schoon. Jos zegt dat deze koeien nooit een vreugdesprongetje maken in de lente. ‘Ze zien iedere dag het daglicht dus of het voorjaar begint, dat maakt ze niet uit.’
Tijdens een stage voor de landbouwschool in
Frankrijk werd Jos verliefd op de vleeskoe, de Blonde d’Aquitaine. Alsof het over een
kistje wijn gaat vertelt hij: ‘Ik nam
een paar koeien mee naar huis uit Frankrijk. Mijn vader was boer in de bio-industrie,
ik wilde het op mijn eigen manier doen. Eerst werd ik voor gek verklaard: landbouw
en natuur waren gescheiden werelden, de laatste jaren gaan ze pas samen.’ Zijn
koeien lopen vrij in recreatiegebieden en houden het gras en de wilgen bij.
‘Daarnaast wil ik een natuurlijke situatie nabootsen door ze in een kudde te
laten leven. Kalfjes worden niet van hun moeder gescheiden. En onze stieren hebben
hun eigen harem van twintig vrouwtjes. De meisjes bepalen trouwens of ze zin
hebben, niet de stier. Eigenlijk zoals de geëmancipeerde mens leeft, toch?’
lacht hij. ‘Maar als een stier een week lang geen vrouwtje heeft wordt hij
chagrijnig…’
Het lijkt me voor alle partijen het verstandigst
om het gesprek bij dieren te houden en niet in te gaan op de mens, zijn lusten
en emancipatie.
We bezoeken een van de twintig kuddes in een paradijselijk
recreatiegebied. Ironisch genoeg begint het al snel te regenen in het paradijs.
Op Jos heeft de regen geen vat. Hij beweegt en zweet zo veel dat de regendruppels
al verdampt zijn voor ze zijn huid kunnen raken.
Jos zegt dat er hier ook mensen met honden in
het wild lopen. Deze morgen ontsnapten er nog een paar koeien. ‘Sommigen honden
willen met de koeien spelen en dat gaat weleens mis, dan slaan mijn beesten op
hol. De eerste koe stopt nog voor het prikkeldraad maar die erna zien het niet
en denderen door. Vorig jaar is zo zelfs een koe overleden.’
Ik was het bijna vergeten, Jos en het paradijs hebben me afgeleid van de onvermijdelijke dood. Deze koeien lijken een mooi leven te hebben, toch worden ze uiteindelijk geslacht. Maar dat einde is iets voor later. Voor zolang het duurt kijk ik naar Jos die door het paradijselijke landschap hopt op zijn krukken en roept: ‘Kom eens hier lieve meisjes!’ Als er tientallen koeien op hem af beginnen te rennen voel je de aarde beven van opwinding.
Dit artikel van Jonah Falke met fotografie van Peter van Tuijl verscheen in de Gelderlander van 24 augustus 2019
Ik ontmoette Giorgia op de expositie van Jimmy Nelson. Ze was druk in de weer met een vriendin die met een Iphone de uitleg van Giorgia in beeld én geluid vastlegde. Een spraakwaterval en toen ze even stil viel heb ik haar gevraagd voor mij te poseren. Dat duurde even want we raakten naar aanleiding van een foto van Jimmy Nelson in een geanimeerd gesprek over de heilige mannen, de sadhoes. Haar verschijningsvorm bracht me op het idee van de titel van een van de foto’s die ik van haar maakte.
Fotografiska is een internationaal gerenommeerd centrum voor fotografische kunst met wortels in Stockholm. Het is een ontmoetingsplaats waar kunst, lekker eten, muziek, design en een open geest samenkomen. Het Fotografiska Tallinn-concept omvat een expositie- en evenementenruimte, een café, een restaurant en een fotokunst- en cadeauwinkel.
Ze zijn gevestigd in het hart van het voormalige industrieterrein Telliskivi Creative Campus. Bij aankomst in Tallinn nodigde levensgrote posters me uit voor de expositie van Jimmy Nelson.
“Een eerbetoon aan de mensheid”
Naast deze geweldige expo, prachtig gepresenteerd, van Nelson (wie kent niet de beelden van de vele stammen en culturen all over the world moet snel zijn website bezoeken of een expo elders) ook nog drie andere expositie waarvan die van Anja Niemi eveneens een geweldige indruk maakte.
Anja vertelt in een interview: De serie ‘de vrouw die niet bestaat’ is geïnspireerd op de woorden van een Italiaanse actrice. Ze vertelde ooit aan een opdringerige journalist uit New York dat ze “weg van het podium, niet bestaat”
Besta je vanwege je werk, je status, of vanwege de ander. Niemi toont de personages op een humoristische wijze met een ondertoon van ironie. Ze plaatst ze in de tijd in een Victoriaanse omgeving. Alleen al vanwege deze afbeeldingen is haar werk een visueel genot. De vrouw in verschillende rollen. Maar weet wel dat ze niet bestaat!
Jonah schrijft “Alle mensen willen liefde of aandacht, volgens mij.”
Anne vertelt over de jeugdzorg in de Lichtenvoorde
Een medewerker zei telefonisch: ‘Het zijn
allemaal schatjes maar soms kan het gevaarlijk zijn.’ Nieuwsgierig doch bevreesd betreed ik het
betonnen complex van jeugdinstelling De Lichtenvoorde. Het gebouw zit naast een
geluidswal waarachter auto’s razen. De jongeren lijken zorgvuldig weggestopt
voor de maatschappij.
De gangen doen denken aan een ziekenhuis. Er
lijkt niets te zijn waar de cliënt zich aan mag hechten, óf zal juist iedereen
zich hier thuis kunnen voelen?
In de woonkamer vindt er een teamoverleg
plaats. Op zes jongeren zijn er twee begeleiders. Een voor een komen aarzelend in
de woonkamer kijken. Een meisje zet de hard televisie aan, een ander gaat aan
tafel zitten met een deken.
Medewerkster Anne verteld dat het haar grootse
uitdaging is om de groep te laten functioneren. ‘Niemand heeft ervoor gekozen
om hier te zijn.’
Dan roept het meisje met de deken plots: ‘Ik
ben gelukkig niet ongesteld deze vakantie. Vorig jaar lag er allemaal bloed in
het zwembad.’
Het lijkt een schreeuw om aandacht. Alle mensen
willen liefde of aandacht, volgens mij.
Anne geeft me een rondleiding. Ze laat de
slaapkamer van een grote jongen zien. Met een fors Twents accent zegt hij veel
liefde voor dieren te hebben. Hij lijkt me eerder verlegen dan onhandelbaar. ‘Ik
wil snel weer naar huis,’ zegt hij.
In het trappenhuis verteld Anne dat de meeste
bewoners emotioneel gezien tussen de 18 maanden en 3 jaar zitten. Ik vind het
onvoorstelbaar.
‘Dat is juist het probleem, iedereen behandelt
ze als ‘gewone’ pubers. Maar je moet rekening met ze houden anders gaat het
mis. Ik wil dat iedereen zichzelf kan zijn, of ze nou boos zijn of wat dan ook.
Ze mogen op hun bek gaan, ik blijf toch wel.’
Ik vraag naar het meisje dat aan tafel zat.
Ze zegt: ‘Ze kwam hier op haar zevende. Ze was
opgevoed door een hond en maakte eerst alleen maar dierengeluiden. Hoe
beschadigd mensen ook zijn, ik wil ze vertrouwen mee geven. Want als ze
achttien zijn staan ze op vrije voeten…’
Er wordt macaroni gegeten die avond. Alle jongeren
schreeuwen door elkaar. De dierenliefhebber laat lachend een filmpje van een
hond die een kat opeet zien. Het meisje
van de deken zit naast me en zegt zacht: ‘Ik weet niet of ik wel op vakantie ga,
de vorige keer heb ik alleen maar gehuild omdat ik de groep zo miste.’
Na het eten geeft ze me een hand en kijkt ze me
voor het eerst aan. Ze lacht en ik wens haar een fijne vakantie.
Als ik weer buiten bij de geluidswal tussen al het beton sta is er weerzin om terug te keren in dat wat zich de beschaafde wereld noemt. Het is makkelijk om je thuis te voelen onder de mensen die uitgesproken moeite hebben met leven.
Week 6 Jeugdinstelling de Lichtenvoorde door Jonah Falke
Foto’s Peter van Tuijl
Deze column verscheen in de Gelderlander op 17 augustus 2019
Over een half jaar weet Marjan of haar winkel blijft!
Als u bij het onbemande benzinestation aan de
Vragenderweg in Lichtenvoorde stopt, vindt u op de plek waar vroeger de pompbediende
zat een tweedehandswinkeltje. U moet goed kijken want het zit ook nog eens verdekt
opgesteld tussen een witgoedhandel en een autowasstraat.
Net als de spullen in de winkel is de uitbater,
voormalig psychiatrisch verpleegkundige Marjan, klaar voor een tweede leven. Althans,
dat is het idee. Marjan ziet er vermoeid uit en lijkt alles spannend te vinden.
Het eerste leven heeft haar vermoeid en het lonkende tweede leven maakt nerveus,
denk ik. Van de gemeente en het UWV mag ze een half jaar proberen of de winkel
aanslaat.
Als u stopt bij het 24-uurstankstation in
Lichtenvoorde loopt u óók de kans om Marjan tegen te komen. ‘Daar werk ik nog een
paar dagen in de week.’
‘Heb je een fascinatie voor pompstations?’
Ze lacht: ‘Nee, puur toeval.’
Het voordeel van in een tankstation werken
blijkt: ‘Zowel leuke als onaangename mensen zijn binnen twee minuten weer weg.’
Ze lijkt te zeggen: de psychiatrische
patiënten bleven vaak te lang. Maarin haar tweedehandswinkel blijven de meeste
klanten hangen. Tot haar vreugde. In het midden van de ruimte staat een tafel
die fungeert als ontmoetingsplek: ‘De tafel is wel te koop maar eigenlijk wil
ik hem niet kwijt. Mensen vertellen hier vaak meer dan de psychiatrische
patiënten deden, echt verbazingwekkend hoe ze uit het niets beginnen te
praten.’
Trots laat ze me de spullen in haar winkeltje zien.
Alles is brandschoon en netjes gesorteerd. Ze pakt een geblokt keukenschortje
op en zegt: ‘Veel dingen die hier staan zijn van mijn ouders. Ik heb pas hun
appartement leeggehaald. Mijn vader zit in een verzorgingshuis en mijn moeder
is overleden. Beiden dement. Eigenlijk had ik al jaren geleden afscheid genomen
van mijn moeder, gesprekken konden we niet meer voeren. Ze speelde wel altijd
met dit schortje in haar schoot.’
Ik vraag of ze het vervelend vindt om dingen te
verkopen waar een herinnering aan kleeft. Ze wijst naar haar moeders kaptafel
en zegt: ‘Met die kaptafel heb ik bijvoorbeeld niks, dus daar kan ik iemand
anders blij mee maken.’ Ik kijk in de spiegel van de kaptafel waarin haar
moeder zich vroeger heeft proberen mooi te maken. Net als het geheugen is haar moeders
schoonheid langzaam vervlogen en tot slot begraven. In het spiegelbeeld staat nu
dochter, Marjan. Ze heeft het schortje in de hand, ruikt er even aan en zegt dan
zacht: ‘Het ruikt nog altijd naar mijn moeder.’
We vallen stil en dan zegt ze dat het schortje niet te koop is.
Week 5 Kringloop 2e Jansje te Lichtenvoorde door Jonah Falke
Foto’s Peter van Tuijl
Deze column verscheen in de Gelderlander op 10 augustus 2019
Bedford was eens een belangrijke industriestad, ongeveer 60 mijl ten Noorden van Londen gelegen, door de vrachtwagenfabriek en later de Vauxhall personenauto’s. In de laatste twintig jaar heeft het ingeboet aan allure vanwege de sluiting van de fabrieken. In het straatbeeld is die achteruitgang zichtbaar. In de video een selectie van de foto’s die ik in augustus 2018 maakte.
Schrijver Jonah Falke op stage en ik fotografeer daarbij.
“Pelle weet het nog niet maar in de kielzog van zijn vader wordt hij geschoold tot herder!”
Een schaapherder lijkt me iemand die teleurgesteld is door mensen en troost
vindt bij dieren. Maar Bram is een lange vriendelijke man met een grote
glimlach. Hij is parttime herder en werkt daarnaast in de zorg.
Op het erf van de houten stal in Warnsveld liggen her en der vlokken wol, maar
veel schapen zijn er niet.
‘Zijn dit alle dieren?’
‘Nee, dit zijn de zieke of te jonge. De kudde is aan het werk.’
Schapen zoeken hun leven lang enkel gras, het doel van de mens is minder
helder. Een paar jaar terug kreeg Bram last van existentiële vragen op
vakantie: ‘Ik schreef in een groen schriftje: waar word je gelukkig van? Wat wil je? Blijf je je leven dromen of leef
je je dromen?’
Het is aandoenlijk om te horen van een grote man.
Ik vraag wat zijn droom is.
‘Mijn ouders verzorgden gehandicapten, ik groeide tussen ze op. Als kind
vond ik dat niks. Ik ben een gezelschapsmens en zij poepten in hun broek en
kotsten aan tafel. Dat was niet mijn idee van gezelligheid.’ De afkeer werd liefde
en hij belandde in de zorg. Zijn droom is nu een eigen zorgboerderij. Van
dieren heeft hij altijd al gehouden. Bevlogen vertelt hij dat er volgend jaar een
hoeve gebouwd wordt waar acht christelijke
gehandicapten komen wonen, die tevens zullen helpen bij het schapen hoeden. ‘Openheid
en gelijkwaardigheid zijn mijn idealen.’
Ik knik en vraag of ik de andere dieren mag
zien.
Op de weg en in de berm langs het Twentekanaal lopen
ruim 300 schapen. We ontmoeten Brams collega, fulltime herder Maarten. Deze man
voldoet meer aan het romantische beeld: hij heeft een stok, een vilten hoedje
en een afhoudende lichaamstaal. Naast hem staat zijn zoontje. Het jongetje weet
het nog niet maar in de kielzog van zijn vader wordt hij geschoold tot herder, hoewel
hij zelf zegt dat hij later politieagent wil worden.
Maartens terughoudendheid verdwijnt snel als
hij vertelt over het vak van een traditionele herder. Terwijl hij kalm spreekt verliest
hij de kudde geen moment uit het oog. Soms schreeuwt hij naar de honden en laat
ze voor zich drijven. De gehoorzaamheid van de honden en de schapen is
fascinerend. De scheidslijn tussen Maartens liefde voor en autoritaire houding
jegens de dieren is dun.
Ik meen de teleurstelling in de mens van deze
herder te zien als er auto’s over de weg, door de kudde heen willen. Zonder
haast zegt Maarten dat ze om kunnen keren of heel langzaam door mogen rijden.
Hier gelden andere regels: de mens moet zich aanpassen aan het dier, en niet
andersom.
Of het dier troost brengt betwijfel ik. Kijkend naar de kudde zegt Maarten: ‘Schapen zijn niet aanhankelijk, je kunt ze niet aaien en ze lopen van je weg. Alleen bij elkaar vinden ze rust.’
Dit artikel verscheen in de Gelderlander op zaterdag 3 augustus 2019
Autorijleraar Wim Steintjes vroeg om mee te
kijken bij een praktijkles. Uit angst om mensen aan te rijden heb ik nooit rijles
genomen. Wat autorijden betreft vertrouw ik anderen meer dan mezelf. De
zelfrijdende auto zal deze angst wegvagen. Maar vooralsnog zijn mensen als Wim
nog niet overbodig.
Wim draagt een bloemenblouse en een zonnebril. Hij
doet me denken aan een uitbater van een strandtent, maar hij is al veertig jaar
rijleraar. Ik vraag wat er is veranderd in die tijd. ‘Ze kunnen hun theorie
halen en een week later zijn ze het weer vergeten. Je kunt alles opzoeken
tegenwoordig, je hoeft niks te onthouden. Ik noem het kunstmatige
intelligentie.’
We nemen plaats in de lesauto. Hij rijdt en ik zit
op de bijrijderstoel. Voor me hangen vele spiegels. Een noemt hij ‘het
spionnetje’ om het gezicht van de leerling te zien. Op de grond zitten twee
pedalen. Het is best aantrekkelijk om op de rem te trappen. Een menselijke
behoefte, lijkt me.
Ik vraag wat zijn leerlingen het engst vinden.
‘Inschatten van het verkeer, maar daar kun je
niet op oefenen. Je blijft afhankelijk van andere weggebruikers.’
We halen een meisje op voor haar dertiende les.
Door Wims opmerkingen wordt duidelijk waar haar verbeteringspunten liggen: het insteken,
keren op de weg, en ook het inschatten van het verkeer. Meermaals zegt hij:
‘Veiligheid is belangrijker dan mooi rijden.’
Op het industrieterrein laat hij haar insteken.
De leerling zegt: ‘Het zweet breekt me uit.’
‘Ik ruik het,’ zegt Wim.
Ze lachen.
Onderweg probeer ik Wim te verleiden tot
uitspraken over ongelukken tijdens zijn rijlessen. Dat blijkt ingewikkeld. Hij
runt een bedrijf en wil het meisje misschien niet onnodig bang maken. ‘Narigheid
vergeet ik zo weer, anders word je helemaal gek.’
Dan komt het ongeluk toch nog even dichtbij. Op
een kruispunt fietst er een stel in windjacks op ons af. De vrouw laat haar man
voorgaan maar de lesauto kan nog net op tijd stoppen voor hem. Wim zegt
lachend: ‘Misschien wilde die vrouw wel van haar man af, en liet ze hem daarom
voorgaan.’
Ik knik instemmend want kijkend naar de verbitterde
hoofden van het echtpaar vind ik het voorstelbaar. De man tuurt tegen de zon in
naar de lesauto. Zijn hoofd lijkt op een uitgeknepen citroen.
Hoe kalm we ook verder rijden, dit voorval bevestigt
mijn angst in het verkeer. Het ongeluk is altijd dichtbij. Wim leert zijn
leerlingen om zelf zo min mogelijk een gevaar op de weg te zijn en dat je
waakzaam moet zijn voor het ongeluk dat in de ander zit. Zoals Sartre zei: de
hel, dat zijn de anderen.
Het ongeluk van de toekomst mag de zelfrijdende auto heten, maar de vrees voor ‘de ander’ zal blijven bestaan.
Jonah Falke / publicatie in de Gelderlander 27 juli 2019
[Marijke: ‘al die kaartjes zijn een herinnering voor mij aan hen’ | alle foto’s Peter van Tuijl]
Op de uitvaart van mijn oma, in oktober 2018, beloofde iemand het bidprentje aan een mevrouw te sturen. Dit gebeurde niet. Ze heet Marijke en bestookte mij met berichten voor een kaartje. Ik vergat het steeds.
Toen de oproep verscheen, of mensen mij wilden uitnodigen om bij hen stage te lopen, meldde ook zij zich. ‘Ik ondersteun al vijftig jaar uitvaarten als organist, en jij hebt veel over je oma geschreven, dus je kunt wel even je best doen en dat kaartje sturen.’ Haar toon beviel me niet. Maar in plaats van haar te negeren stuurde ik een bidprentje en wilde ik stagelopen bij deze kuitenbijter. In de confrontatie toont zich soms de nuance.
Marijke, net zeventig, opent lachend de voordeur en zegt: ‘Ik weet niet wat je wilt met dit verhaal.’ We gaan de woonkamer in en ik vraag naar de verzamelwoede. ‘Ik heb duizenden bidprentjes maar ik ben geen verzamelaar. Ik had zo’n mooie band met je oma, ze mocht niet ontbreken. Al die kaartjes zijn een herinnering aan de relatie die ik met de mensen had. Soms pak ik er eentje uit de la en dan denk ik aan diegene.
Er is een gebrek aan organisten en daarom word ik vaak gevraagd. “In het
land van de blinden is eenoog koning.” Mijn werk verschaft zingeving, als ik
geen muziek maak kom ik amper in de kerk. Het is altijd bijzonder omdat een uitvaart eenmalig is. Je doet mensen een groot plezier met een mooie dienst. Ik mis zelden een uitvaart. Daarom gaan we ook bijna niet op vakantie, ik kan die nabestaanden toch niet in de steek laten?’
De dienstbare mens helpt met zijn daden ook zichzelf. Het lijkt me een logisch bijeffect. Dienstbaarheid klinkt wat weeïg maar je zou het als pre kunnen zien in dit geseculariseerde, individualistische tijdperk.
We gaan het souterrain in. Er hangt was, er staan dozen en twee reiskoffers. De bidprentjes puilen uit lades. ‘Als je wilt mag je wel een la op de kop zetten hoor.’ Ik onderdruk de behoefte om tussen de doden te graaien, alsof het een potje kwartetten is.
Marijke pakt één van de duizenden kaartjes en vertelt liefdevol over de dode die we zien en zijn zoon. ‘Sommige bidprentjes vatten iemands leven niet samen, maar deze wel.’
Een paar dagen eerder ging er in Rome een man tegenover me zitten tijdens een diner. Hij groeide op in Nieuw-Zeeland maar hij verhuisde naar Gendringen, tweehonderd meter van waar ik opgroeide, om zijn ouders te verzorgen. Die ontmoeting vond ik al wonderlijk maar dit kaartje blijkt van zijn overleden vader. Vol ongeloof staar ik Marijke aan in het souterrain vol wasgoed.
Ik werp een blik op de koffers in de hoek en dan weer op Marijke. Ze zal wachten tot er geen dode meer te bezingen is, pas dan kan ze gerust op reis.
Door Jonah Falke [publicatie Gelderlander 20 juli 2019]
BERICHTEN UIT DE SAMENLEVING [Joyce zeilt in een aangepaste zeilboot. Ze bestuurt de boot door middel van een joystick | alle foto’s Peter van Tuijl]
Vandaag, 13 juli, verschijnt het eerste deel van BERICHTEN UIT DE SAMENLEVING van schrijver, kunstenaar, columnist Jonah Falke. De artikelreeks (8 in totaal) wordt wekelijks op zaterdag gepubliceerd. De eerste (vandaag) gaat over ‘zeilen met een handicap’. Net zoals vorig jaar met de ‘ziekenhuisserie van geboorte tot sterven’ trek ik met Jonah op en maak daarbij foto’s waarvan ik er enkele selecteer voor in de krant bij de column. Ontzettend leuk om te doen. Hieronder het verhaal van Jonah met enkele van de foto’s.
Week 1: Giesbeek door Jonah Falke ‘Laat je handicap achter op de steiger,’ is de
slogan van de stichting Sailability in Giesbeek. Op de poster staat een lege
rolstoel op de kade en in de verte een zeilbootje. Het doet vermoeden dat er
een wonder is geschied. In zekere zin is dat zo, al is het wonder tijdelijk van
aard in Giesbeek.
Uitbundige doch serieuze vrijwilligers zorgen
dat invaliden, met wat voor beperking dan ook, kunnen zeilen. Met enige trots vertelt
een vrijwilliger: ‘Er is zelfs iemand die alleen met zijn kin een boot bestuurt.’
Hoe zwaarder de handicap, hoe groter de uitdaging is voor vrijwilligers om
iemand te laten varen. Voor iedere handicap wordt er met zorg uitgedokterd hoe
hij of zij te water kan.
Ik krijg een zwemvest en samen met Chris, een
man met een grote witte hangsnor, varen we achter Joyce aan. De wolken zijn
donker, de golven hoog. Joyce dobbert alleen in de verte. Het vormt een
desolaat beeld. Ik moet kort aan kunstenaar Bas Jan Ader denken, die alleen in
een zeilbootje stapte en nooit meer terugkeerde van de Atlantische Oceaan.
Maar een zelfmoordpoging is dit allerminst. Met
een kleine joystick bestuurt Joyce glimlachend een zeilboot. Voor de veiligheid
varen we met haar mee. Joyce zegt: ‘Ik ben een beetje gedesoriënteerd.’ Chris roept
stuurtips over het water terwijl de wind met zijn snor speelt. Door haar
aandoening kan Joyce haar nek niet bewegen maar toch zegt ze zonder twijfel: ‘Dit
doet me mijn handicap vergeten en vrijheid ervaren. Volgend jaar wil ik naar
Amerika.’ ‘Met de boot?’ vraag ik ongelovig. Lachend zegt ze: ‘Nee, om daar wedstrijden te
varen.’ Later wordt ze aan de kade uit het bootje, en
in haar elektrische rolstoel gehesen. Het contrast met daarnet is groot.
[Joyce navigeert en zeilt met behulp van een joystick]
De wolken waaien over. We gaan op zoek naar een
blinde zeilster. Het klinkt poëtisch: Chris vertelt dat ze op de wind koerst. Hij
steekt zijn wijsvinger in zijn mond, sluit zijn ogen, houdt de vinger in de
lucht en zegt: ‘Zo voel je waar de wind vandaan komt. Andere zintuigen worden
sterker als een uitvalt.’ Joke draagt een zonnebril en bestuurt een groot
zeilschip, samen met twee begeleiders. Stralend zegt ze me: ‘Ik voel de wind en
luister naar de zeilen, zo weet ik hoe ik moet sturen. Op het water ben ik één
met de natuur.’
[Joke zeilt zelfstandig. De instructeurs waarschuwen haar eventueel]
Ze is zielsgelukkig. Bij alle mensen lijkt hier
hetzelfde te gebeuren: ze vergeten hun beperkingen en ervaren vrijheid. Misschien
is dat uiteindelijk wel het doel van veel mensen: tijdelijke verlossing van het
alledaagse vinden. [Joke wordt vanwege het ontbreken van haar gezichtsveld aan wal geholpen]
Als ik later in de kantine van de zeilclub zit
komt er een man op me af die zegt: ‘Er zijn mensen die nauwelijks beperkingen
hebben en zich toch veel beperkter lijken te voelen dan deze mensen hier.’ Ik
knik. En dan kijkt hij me indringend aan en zegt: ‘Wij weten amper wat vrijheid
is, toch?’