De zachte handen van de kasteelheer zullen langzaam verdwijnen. Na veertig jaar in Schloss Anholt te hebben gewoond en gewerkt heeft Duco van Krugten zich met zijn vrouw Ruth van Krugten-Stadtbäumer teruggetrokken midden in de natuur, in een huis met uitnodigende stoelen die uitkijken op een meertje in Millingen. Hier werkt hij fanatiek in de tuin en ontstaat er eelt op zijn handen.
Mijn vriend, uitgever en antropoloog Hans de Beukelaer stelde voor om hem te bezoeken. Hij kent Duco uit het kasteel-archief in Anholt. Naast kasteelheer was Duco ook historicus en archivaris. De mannen praten en de tijd is fluïde voor de historicus, zoals ‘de mens en z’n gedrag’ dat is voor de antropoloog. Ze spreken over tolheffingen, stukken land, een schilderij van Rembrandt, hoe Nederland een zeemacht en toen een moraliserend gidsland werd, de invloed van de Spanjaarden en protestanten, en dat er na de Franse revolutie nooit iets werd vererfd op Schloss Anholt. ‘Daarom zijn de documenten en spullen bewaard gebleven,’ zegt Duco. ‘Het was heel verleidelijk om me te begraven in het archief, maar ik moest ook de rest van het landgoed beheren.’ Hij werkte er in opdracht van een oude vorst. Ze raakten bevriend maar zouden elkaar altijd met ‘Herr Doktor’ en ‘hoogheid’ aanspreken. De oude vorst zei wijs: ‘Dat blijven we altijd doen, omdat we zo nooit ruzie krijgen.’
De avond gaat snel vallen. Nadat er lang over het verleden is gesproken, wordt er over de toekomst nagedacht. Zonder toekomst is er immers ook geen verleden. Vorsten, oude adel en koningshuizen mogen dan hun bezittingen, archieven en namen doorgeven aan stamhouders en zo de geschiedenis tekenen, maar dat is de papieren werkelijkheid. In Alles Neu zingt Peter Fox: ‘Die Welt mit Staub bedeckt, doch ich will sehen wo’s hingeht.’ Ik luister aandacht als Ruth het woord neemt. De toekomst is altijd vrouwelijk.
De Duitse hoffelijkheid bekoort en ergert Ruth. De Duitse strakheid mag soms wel wat minder, maar aan de Nederlandse botheid heeft ze ook nooit kunnen wennen. ‘Het stoort me mateloos wanneer Nederlanders over Duitsers spreken en er vaak een minderwaardig toontje doorklinkt. Vroeger hield ik m’n mond. Nu niet meer. Dan zit je met een of andere baron aan tafel en die zegt dan over iets onbenulligs: “Dat hebben jullie in Duitsland niet, hè?” Het is haast opvallend als er iets positiefs over Duitsers wordt gezegd.’ Volgens Ruth leven de twee landen met de ruggen tegen elkaar en er is bijna niemand die toenadering zoekt. Duco en Hans worden steeds stiller.
Zelden ziet Ruth een Duitse vlag wapperen, maar als dat gebeurt dan vindt ze het akelig.. Het gros van de jongste Duitse generatie is niet meer belast met dit verstikkende Duitse schuldgevoel. ‘Onze generatie stond een beetje stil. Zij willen en kunnen verder,’ verklaart ze.
Hans zegt: ‘Het is voor ieder land natuurlijk ook tekenend of je als winnaar of verliezer uit een oorlog komt. Je ziet het zelfs terug in de behouden Duitse architectuur.’
‘Ja, de lelijkheid, de plastic deuren in oude huizen,’ kirt Ruth lachend. ‘Daar zijn jullie dan weer veel beter in. Stuur eens een groep jonge Nederlandse architecten de grens over, denk ik dan.’ Er zijn vele Duitse dorpen en steden waar zo onherkenbaar heropgebouwd is om het verleden te verdringen.
Het karakter van de Nederlanders of de Duitsers, de taal, de hoffelijkheid, de architectuur; het is uiteindelijk gerommel in de marge volgens Ruth. De toekomst vormt zich op grotere schaal: Europa. Als rationalist is Duco geen groot voorstander van de Europese-unie: ‘Ieder land moet zijn identiteit kunnen behouden.’ Ruth heeft een fijnzinniger kijk op de zaak. ‘Laten we de clichés en vooroordelen over alle Europese landen over boord gooien en behouden wat waardevol is.’
Rond 1925 schreef mijn meest geliefde schrijver – afkomstig uit het huidige Oekraïense Brody – Joseph Roth: ‘Hoe dom is de angst van bepaalde staten, zelfs als ze Europees gezind zijn, dat de “eigen aard” verloren zou gaan’… ‘Mensen zijn geen kleuren, en de wereld geen schilderspalet! Hoe meer vermenging, hoe sterker de eigen aard!’
Als de heren weer druk beginnen te praten over de archieven fluistert Ruth: ‘Wil je een nachtegaal horen, Jonah? Sinds drie jaar is hij er weer.’ We lopen naar buiten en de vogel zingt. Er fluiten meer vogels mee. In de verte suist een snelweg. Het is donker geworden, maar Europa lijkt me deze avond een orkest met vele getalenteerde spelers, fanatieke doch vrolijke amateurs, als een rammelend maar onafscheidelijk geheel hoort het allang bij elkaar. Zoals vogels in een bos zingen.
Dit was de laatste column uit de zomerverhalen 2023 van Jonah Falke.
Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl | Publicatie in de Gelderlander van 18 augustus 2023