het onbegrijpelijke niets

Het
onbegrijpelijke niets

Ik
fotografeer al vanaf mijn veertiende. Altijd iets, de ene keer een landschap,
een andere keer een bloem of een kamer en heel vaak mensen. Mensen onderweg,
onderweg van niets naar iets en weer naar niets. Dat iets is natuurlijk wel het
meest interessante, alhoewel het niets ons voorstellingsvermogen ook te boven
gaat. In mijn eerste onderwijsjaren stelde ik de brugklasser steevast de vraag wat
het grootste getal was. Brugklassers hebben een getalbegrip dat qua omvang nog enigszins
beperkt is. Vraag ze naar de afstand tussen de maan en de aarde of dichter bij
huis tussen Amsterdam en Eindhoven en je krijgt de grote verschillen in hun
antwoorden. Vraag zeker niet of ze willen schatten hoe oud je bent. Zo’n
grootste-getal-vraag leverde steevast een getal op dat nog uit te spreken was,
sommige slimmeriken zochten hun uitvlucht tot het bord om anderhalve meter
cijfertjes achter elkaar te plaatsen. Toch was er altijd een getal dat met één
erbij nog groter was. Het alles was niet te vangen, net zomin als het niets.
Als ik dan de stap maakte naar het universum en de eindigheid of juist de
oneindigheid aan de orde stelde, werd het altijd rumoerig in de klas. Weten we
niet om te gaan met alles of niets? Om ze weer stil te krijgen vertelde ik het
verhaal van de ‘platlanders’. Platlanders waren mijn handigheidje om dingen die
je niet kon snappen toch met enig begrip te omgeven, misschien wel om duidelijk
te maken dat je niet alles kunt snappen maar dat het wel zou kunnen als je in
een andere wereld zou leven. Ik weet wel
dat velen daarvoor een godsbeeld hanteren, nog wel heel verschillende zelfs. Dat
is geloven wat je niet kunt begrijpen. Platlanders zijn geen goden maar laten
wel zien dat er iets kan zijn dat jij op deze aarde niet ziet maar wat wel in
een begrip gevangen kan worden. Een platlander is een wezen dat slechts twee
dimensies heeft. Dus lengte en breedte. Een platlander ontbeert zoals wij de
dimensie hoogte. Daarmee hoort hij niet in onze wereld, heeft hij een wereld
voor zichzelf tussen ons in. Zonder dat we het in de gaten hebben zijn er
miljoenen platlanders, zij leven hun eigen leven in hun eigen wereld. Weliswaar
vlakbij de onze maar ongestoord en onzichtbaar voor ons drie-dimensionale wezens. Op het moment dat
je het ontbreken van de derde dimensie accepteert verhef je het niets tot iets.
Het was een katholieke school waar ik destijds werkte en dus frommelde ik oneindigheid
en dergelijke ook gauw onder de noemer van het geloof. Dat was meestal de
zwakke afsluiting van het platlandersverhaal. Tot dat moment hingen ze aan mijn
lippen, dan werd het weer rumoerig.

Fotografen hebben
wel wat gemeen met platlanders. Het ontbreekt ons eveneens aan de derde
dimensie en slechts de suggestie daarvan doet ons werk leven.

De feitelijke reden van deze blog ligt in het gegeven dat ik
afgelopen zondag al wandelend nadacht over het niets. Het niets houdt gelijke
tred met het alles. Je zou kunnen zeggen dat het niets en het alles elkaar in
evenwicht houden zonder te weten wat beide componenten betekenen. Het duister
van het niets is even ondoorzichtig als het licht van het alles. Als fotograaf manoeuvreer
ik daar tussen, immers ik fotografeer het iets.

Eigenlijk dacht, dat je hoe je het ook wendt of keert, je altijd
iets fotografeert. Ik zou weleens niet-iets willen fotograferen. Kan dat wel. Als
ik nou niet zou kijken wat ik fotografeer en alles goed zou vinden, wat er ook
op stond, zou ik dan niet-iets hebben gefotografeerd? Het antwoord is evident.
Ik moet een ander model ontwikkelen, net zoals bij de platlanders, om het iets
en het niets van elkaar te kunnen onderscheiden. Tot op dit moment is het me
niet gelukt. Ook niet met de exercitie tijdens mijn wandeling, denk ik. Maar enfin, het was mooi om even te denken over het niet-iets.

Ik neem me voor ……. Vanaf dit punt
loop ik 29 stappen naar links, daar maak ik met mijn ogen dicht een foto. Ik
houd mijn camera met gestrekt armen op buikhoogte en maak de foto. Dan loop ik
de 29 passen terug naar de weg en vervolg mijn wandeling met 100 passen.
Kijkend want anders rijden ze misschien wel van de sokken, ondanks dat ik op dreven en lanen achteraf in de Achterhoek wandel. Weer hetzelfde ritueel, 29 stappen naar links, enz, enz. Zo heb ik iets gefotografeerd zonder dat ik weet; ik had net zo goed niets kunnen
fotograferen. Is het iets daarmee toch niets geworden?

focus on it

De f van focus is nog net zichtbaar aan de rand van de foto. Deze foto gaat over de focus. Over het gericht zijn op ….. Ja waarop eigenlijk. Waar is de vader op gericht of waaraan loopt het kind te denken. Is vader misschien in gedachten verzonken. Mensen lopen soms doelloos rond, een andere keer spelen zich de grootste verhalen in hun hoofd af terwijl jij ze tegenkomt, terwijl je een foto van ze maakt. Een enkele keer wordt iets van de gedachten, slechts een spoor, zichtbaar in het beeld. Noem het emotie als je wilt, de foto heeft iets wat boven het directe beeld is verheven. Er is een moment dat je als fotograaf ook maar moeilijk kunt bepalen. Zelfs als je als fotograaf erop uit bent, -de focus op hebt-, om dat soort beelden te maken. In een moment van pakweg een honderdste seconde is het gebeurd. In minder dan een tel leg je iets vast dat van een ander is. Je ziet alleen de buitenkant en vermoedt iets dat zich afspeelt in het binnenste. Daarmee worden het eigenlijk een soort van portretten. De fotograaf had de focus erop gericht maar ook gewoon geluk dat de een honderdste seconde juist het goede tijdstip was. Het moment waarin de expressie van man en kind de focus had. Waarop, we zullen het nooit weten.

Verhalen uit Debbeshoek

Vanochtend werd het magazine ‘VERHALEN UIT DEBBESHOEK’ gepresenteerd. De eerste die een exemplaar kregen waren natuurlijk de 10 bewoners die met hun verhaal in het magazine kwamen. Ad Bouw interviewde de mensen en dat leverde fraaie open verhalen van de mensen op. Ik vond het fijn om hier de portretten bij te kunnen maken en de vormgeving van het magazine voor mijn rekening te kunnen nemen. Een plezierige samenwerking ook met de medewerkers die aan het project mee vorm gaven.

Lies en Lubbe hebben voor het eerst het magazine in hun handen. Benieuwd, snel kijken dus!

De directeur overhandigt Bertus een exemplaar. Bertus heeft een mooi verhaal verteld.

Het magazine ‘VERHALEN UIT DEBBESHOEK’ is verkrijgbaar in het verzorgingshuis Debebshoek te Ulft.

HET NATIONALE EUROSONGFESTIVAL

Hoe nationaal is Europa. Behoorlijk is mijn idee. Ik leid dat af aan zowel de verhoging van de Europese begroting als aan de uitslag van het Eurosongfestival. Kijk naar de stemming in het Europese Parlement waar het aantal voorstemmers voor verhoging van de begroting hoger was dan de tegenstemmers. Wiedus, het aantal ‘ruifeters’ overtreft het aantal dat het voer aansleept. Voer en ruif zijn ingegeven vanwege de subsidies aan de boeren, maar dat terzijde. De stemming bij het Eurosongfestival verloopt daar enigszins parallel mee. Grensverleggend songfestival, ja aan m’n hoela. Elkaar punten toeschuiven zul je bedoelen. Van Griekenland hadden we weinig te verwachten, van Spanje evenmin, België, ja die hielp ons aardig in het zadel maar dan Duitsland, die liet het weer driftig afweten. We zijn toch ook buren. Het naoberschap was in dit geval ver te zoeken. Och, ik moet eerlijk bekennen het heeft niet mijn grootste interesse. Ik heb Anouk gezien, lekker gezongen, mooie stem, tussen twee krimi’s op Canvas door. Ze heeft wel wat, die mooie eigenzinnige Anouk.

In juli en augustus (vanaf 22 juni om precies te zijn) exposeren Freek Miggelbrink, René Moorman, Stan Bouman en ik foto’s van het Huntenpop festival gemaakt in de afgelopen jaren. Met zijn vieren zijn we al jaren de vaste fotografen van Huntenpop, zowel in de frontlinie als backstage. We hangen samen zo’n 60 foto’s weg, van 40×50 cm tot de A0 platen. Mooi in de Dru Cultuurfabriek in Ulft, tussen de theaterzaal en de popzaal, voor iedereen vrij toegankelijk. Nee, deze foto van Anouk komt er niet te hangen. Vond het wel een mooi beeld, maar ja de scherpte was net niet optimaal voor een A0-plaat. Belooft een mooie expositie te worden en de 40×50 foto’s zijn te koop. Voor een goed doel, voor verder onderzoek naar de ziekte Cystic Fibrosis (taaislijmziekte). De voorzitter van het Huntenpopfestival, zelf belast met deze ziekte, gaat binnenkort 440 km fietsen in 24 uur, eveneens voor dit doel. Als je daarover meer wilt weten bekijk dan het filmpje op Youtube hierover.

Fotografische Installatie

Als jurylid van de Bondsfotowedstrijd ben ik in de afgelopen weken enkele afdelingen ‘in geweest’ om de foto’s toe te lichten. Niet alleen de prijswinnende, -de zogenaamde bronzen, zilveren en gouden stickers-, maar ook de inzendingen van de clubs uit de desbetreffende afdelingen. Dat laatste vind ik het meest plezierig omdat je het dan hebt over de foto’s van de fotografen die doorgaans allemaal in de zaal zitten. Bij de stickerfoto’s is dat slechts in een enkele geval aan de orde. Bij de bespreking van het ‘eigen werk’ van de aanwezige fotografen ervaar ik vaker een grotere betrokkenheid vanuit de zaal. Afgelopen week echter alleen de prijswinnende foto’s in het Brabantse Wagenberg besproken. Het was een beamerpresentatie, en dat vind ik altijd wat minder dan “het echte werk”, de prints of afdrukken dus. Bij het bespreken van de stickerfoto’s is het doorgaans niet zo lastig om iets over techniek, vorm, inhoud en originaliteit te kunnen zeggen. Nagenoeg alle foto’s zijn door de drie juryleden (Mariska Lansbergen en Frank Boots waren de andere juryleden) zodanig hoog gescoord dat ze de prijs met overtuiging verdienen. Natuurlijk komt het voor dat een enkel beeld naar mijn idee of naar het idee van de andere juryleden te hoog beloond is. Het jureren van een bondsfotowedstrijd, überhaupt het jureren van foto’s is geen jurysport. Bij voetbal of hockey win je omdat je meer gescoord hebt, bij zwemmen of atletiek omdat je sneller was of hoger kon springen. Bij het jureren krijgt een foto van de drie juryleden samen bijvoorbeeld 22 punten en verdient daarmee brons. Een andere foto scoort een punten minder en valt buiten de prijzen. Kun je zeggen dat die foto minder is? Nee natuurlijk niet, als het zo eenvoudig zou zijn. Als jury let je op een aantal aspecten. Ik zei al, de techniek en de vorm vind ik belangrijk maar nog meer van belang is de inhoud. Wat wil de fotograaf met zijn/haar foto laten zien, welk verhaal wordt er verteld, roept de foto een emotie of gevoel op. Ook belangrijk vind ik een zekere nieuwwaarde van de foto. Natuurlijk alles is al wel eens gefotografeerd en op meer dan een manier. Kun je dan nog wel origineel zijn? Harry Callahans (1912-1999) lijfspreuk, enigszins vrij vertaald, was: “‘Foto’s die me prikkelen zijn foto’s die iets zeggen op een andere manier. Niet om het anders willen zijn maar omdat het individu, de fotograaf, het is die iets vertelt op zijn manier.”‘ Met andere woorden laat zien wat je beweegt in je fotografie, wat vind je belangrijk of spannend en blijf daarbij dicht bij je ‘eigen ik’, je emotie of je verhalen. De foto van Ariejan van Twisk die brons behaalde, vind ik een goed voorbeeld. Het is een foto waarmee Ariejan flink aan de slag geweest is. Standpunt gewikt en gewogen, het kader onderzocht, de kleurbalans preciseren. O ja, stoeltje erbij, wankel evenwicht. Labiel en stabiel tegelijkertijd of toch meer stabiel. Harmonieus en rust maar tegelijkertijd ook veel spanning. Komt dat alleen door het stoeltje of ook door de paar natte plekken en de blaadjes (whatever it is). Een foto die je in eerste instantie om zijn vorm, compositie, kleur zou kunnen beoordelen en die bij een wat diepere beschouwing (de tweede laag) iets prijs geeft van stabiliteit of labiliteit, van fotobeeld verwordt tot een visualisatie van een zelf bedachte installatie, een wankel evenwicht. Daarnaast vertelt de foto nog iets over de context van wonen. Dergelijke strakke verbanden zijn te vinden in de Westerse woonomgeving anno nu. En tenslotte doet het te kleine stoeltje bijna surrealistisch aan. Van wie is het, de kleuter van om de hoek of is het een verzinsel van de fotograaf. Een foto die zich niet beperkt tot de vorm of de schoonheid op zich maar uitnodigt tot een beschouwing van verschillende aard en daarbij zelfs vragen oproept die alleen door de fotograaf te beantwoorden zijn. Volgens mij heb je dan terecht een bronzen plak.

Volgende week nog naar Limburg om daar de foto’s uit de afdeling te bespreken en daarna nog Rotterdam. Dan is de Bondsfotowedstrijd wat mij betreft even passé.

Bertus Driever

Bertus Driever is nog net geen 100. Geboren in Ulft in 1914, dus nog een jaartje en dan is het zover. Bertus loopt met de rollator door de kamer, doet ook zijn boodschappen nog en is heel goed bij de pinken. Ad Bouw, oud collega en thans auteur van verschillende boeken interviewden 10 bewoners van het verzorgings- en verpleeghuis Debbeshoek in Ulft. Het zijn gewone mensen en ondanks dat er slechts een ‘gap’ van ongeveer een generatie tussen hen en mij in is, zijn het bijzondere verhalen. De tijd van voor de tweede wereldoorlog, ja Bertus is zelfs ten tijde van de de eerste wereldoorlog geboren. Onderwijs en opleiding was slechts weggelegd voor de notabelen of voor hen die priester moesten worden. De anderen gingen na de zesde klas aan de arbeid. Omstandigheden in de fabrieken die nou niet aan al te hoge gezondheidseisen voldeden. Zware arbeid, meer dan 50 jaar lang soms. Bertus heeft het iets slimmer aangepakt. Als zoon van een boer ging hij na de lagere school in de leer bij een timmerbedrijf en na een jaar of vijf ging hij naar de avondschool in Arnhem om daar polytechnisch geschoold te worden. Toen naar de DRU, het bedrijf dat Ulft ‘groot’ heeft gemaakt. De emaille pannen, baden en kachels van de DRU zijn wereldberoemd geweest en het bedrijf DRU-verwarming bestaat nog steeds, gevestigd in Duiven. Bertus werd modellenmaker bij de DRU. Zijn handen legden de basis voor de deksels en pannen. De modelmakers stonden in hoog aanzien. Zij waren de technici en stonden ver af van de koepelovens met hun moordende temperaturen en walmende gassen. Ondanks dat Bertus zijn verhaal een poos geleden al aan Ad had gedaan, deed hij het nog eens dunnetjes over tijdens mijn fotosessie met hem. Heerlijke verteller, met twinkelende oogjes en beweeglijke handen die nog steeds model stonden voor zijn persoonlijke geschiedenis.

De verhalen en foto’s worden gebundeld in een boekje “VERHALEN UIT DEBBESHOEK”. Vandaag de fotografie en vormgeving afgerond en ge-upload naar de drukker. Op 21 mei een feestelijke presentatie, natuurlijk met Bertus en al die andere geweldige verhalenvertellers.

Lies Nieuwenhuis is trots op haar leeftijd; 91 jaar jong. Nog elke dag twee keer een half uur op de home trainer. Ad vroeg haar naar wat ze nog weet van haar prille jeugd.

Lies vertelt dat er winkeltjes waren vlakbij de grens en dat er veel gesmokkeld werd, vooral koffie en tabak. Dat ze na de lagere school naar de naaischool ging in Gendringen en dat ze daarna, amper 14, in betrekking is gegaan naar Den Haag. Daar heb ik wel heimwee gehad naar Megchelen. ‘VERHALEN UIT DEBBESHOEK’ is een aubade aan de oudere mens!

PROJECT 2.0

Project 2.0 ORANJE

Vandaag, 30 april, wisseling van de wacht. De republikein die ik gisteren ontmoette, wilde desondanks best poseren voor de etalage van Galerie PROJECT 2.0.

Van project 2.0 naar de Twee Pauwen, eveneens een galerie in Den Haag. Toeval? Och toeval bestaat niet zei mijn opoetje al, toen ik nog maar net kwam kijken. Voor degenen die ‘geloven’ in de monarchie, veel plezier en de anderen sterkte. Maak het niet te bont met z’n allen.

reFRAME

REFRAME foto peter van tuijl/met gebruikmaking van een foto van Isabelle Wenzel

Reframe, herkaderen, nieuwe kaders. Het klonk me veelbelovend in de oren. Gisteren daarom de laatste mentoraatsavond bij Kemfodia in Eersel maar eens gecombineerd met exposities van het festival Reframe. De laatste trends in de fotografie, zo werd aangekondigd. Daar wil je toch zeker bij zijn. Het uitgangspunt is de veranderde rol van de fotografie. Niet zozeer als doel maar als medium. Het medium waarin de fotograaf zich verbeeldt. REFRAME richt zich meer op de autonome fotografie en niet zozeer op het documentaire. Van wat ik gisteren zag klopt dat heel aardig. Eerst maar eens naar de TU, eens een oud stekkie. In het gloednieuwe hart van de campus van de Technische Universiteit Eindhoven, het in oktober 2012 geopende metaforum, was de eerste expo die ik bezocht. “What You See What You Get”, toegegeven dat klinkt meer als waarheidsgetrouwe weergave, documentair dus, dan als autonoom. Edoch de werkelijkheid is een andere. Degenen die in het metaforum metersgrote foto’s laten zien zijn allemaal fotografen die de werkelijkheid naar hun hand zetten. Wat echt is, blijkt gemanipuleerd en wat heel onwerkelijk lijkt, blijkt de echte werkelijkheid te zijn. De fotografen maken niet alleen intrigerende beelden maar spelen ook met de vraag naar het werkelijke bestaan ervan. Daarmee wordt een nieuwe laag aan de beschouwing toegevoegd, “een kijkspel dat dwingt tot precies kijken”, zoals de mooie kleine gratis brochure vermeldt. Niet alleen een gratis brochure maar alles is gratis aan Reframe en dan ook nog eens klinkende namen. Wout Berger, Kim Boske, Denis Darzacq, Ruud van Empel en zo kan ik nog even doorgaan, niet de minste! Op dat moment was ik naast een groepje jongelui de enige bezoekers. Ze sjouwde met een geweldige grote filmcamera rond. “Meneer, mogen we u interviewen en filmen”, zo spraken ze me aan. Natuurlijk deed ik graag mee aan de opdracht die deze studenten van de opleiding St Lucas moesten uitvoeren. Voor wat hoort wat en de knaap met de gele broek moest er aan geloven bij de foto van Isabelle Wenzel, de fotograaf die ook de coverfoto van het tabloid bij de tentoonstelling leverde.

foto Isabelle Wenzel

Mijn tweede halte betrof het TAC NU. Nou daar was het ook smullen, zowel van de fotografie als van de speciale Reframelunch. Er schijnt ook nog een Reframe daghap te zijn voor na vijf uur van de kok Joam. Tweedejaars en vierdejaars studenten van de MBO-opleiding St Lucas pakken uit in de eerste zaal van het TAC, al zeer de moeite waard en veelbelovend. Hele lekkere fotografie zowel qua idee als wat betreft de uitwerking. In de grote expositieruimte zie je echt heel vernieuwende, conceptuele fotografie. Van schattige cavia’s gevouwen tot niet bestaande verminkte exemplaren die zelfs weerzin kunnen oproepen en tot een metershoge ‘uitdraai’ van foto’s die door ‘Google geleverd worden’ als je een abstract woord intikt, zoals bijvoorbeeld ‘empathie’.

Ook Paul Bogaers is vertegenwoordigd, nu met driediminsionaal werk en Erik Klein Wolterink met zijn gemonteerde keukenfoto’s en …. nog veel meer. Gaan kijken dus.

Tenslotte rondde ik mijn ‘Tour d’expo’ af bij Galerie Pennings. De sympathieke galerie die al bestond in de jaren zeventig/tachtig in de exclusieve meubelzaak van Harry Pennings. Grote fotografen zoals van der Keuken, de Nooijer en Giacomelli exposeerden destijds hun werk. Hoe Harry Pennings het fikste weet ik niet maar de Italiaan Giacomelli was zelfs tijdens de opening aanwezig. Harry Pennings droeg in 2005 zijn galerie over aan Petra Cardinaal die nog steeds de scepter zwaait en expositie maakt zowel met veelbelovende nieuwe fotografen als toonaangevende, ‘gelande’ fotografen. Tijdens Reframe ook weer een aantal interessante werken aan de muur. Opvallend vond ik het werk van Helena van den Enden, donkere landschappen, plekken, waar gefotografeerd is bij het licht van de nacht. Ook fascinerend vond ik het werk van Edwin Rontberg en Barnet Kansil. Ga ook hier kijken en vraag galeriehoudster Petra Cardinaal naar uitleg, dat doet ze met veel plezier!

de boomhut

De boomhut

In een tijdperk van Iphone, tablet, Wi-games, emoij’s en andere digitaal
snelwegspul lijkt het een verademing. In the middle of nowhere, op een kaal
veldje, omrand met huizen in een volkse wijk: een boomhut. Waar tref je ze nog,
de jongens en meisjes met een scheur in broek of jurk, vieze knieën en met een
schram op de kop. In Rijen, een plaatsje in ‘mijn oude Brabant’. In gedachten
neurie ik al ‘langs het tuinpad van mijn vader’ van Wim Sonneveld. Nu moet ik
oppassen niet sentimenteel te worden. Immers het tuinpad ligt in Deurne, het
dorp van het doktersgeslacht Wiegersma en niet al te ver van Eindhoven waar ik
geboren en een tijdlang getogen ben. Deurne onder de rook van Helmond, een stad
waar ze skieten zeggen in plaats van schieten en voor schijten skijten. Helmond waar Martin Parr zelfs
naar afreisde om het carnaval te fotograferen. Het had niet uitgemaakt als hij
op een ander moment daar was geweest. In ‘Hellimond’ is het altijd carnaval, werd
vroeger al gezegd. Toch moet je Helmond tegenwoordig niet uitvlakken. Het is
nu al enkele keren achtereen voorgekomen dat ze mondiaal aan de weg timmeren, althans in fotografisch opzicht. Eve Arnold (1912-2012) een Amerikaanse fotojournaliste
van naam siert thans (van 5
maart t/m 9 juni 2013) de expositiewanden van het Helmonds Gemeentemuseum
en op 16 april houdt
fotografisch historicus Rik Suermondt aldaar ook nog een lezing over het werk
van Eve. De ‘boomhut van Rijen’ doet me herinneren aan de ‘bimd’ in het Eindhovense
Woensel. In mijn jeugdjaren een fenomenaal speelterrein, daar kon de Philips
speeltuin niet aan tippen, ondanks dat er geen speeltoestel te vinden was.
Braakliggend terrein, in mijn beleving nu, onmetelijk van omvang, met bulten en
gaten die steevast vol met vies grauw water stonden. Ongeacht het jaargetijde
en het spel dat je daar speelde kwam je er altijd vies en besmeurd vandaan.
Later werd de ‘bimd’ door tractoren en kranen omgetoverd tot een gebied dat
model stond voor de wederopbouw. Eindhoven kreeg een universiteit, een technische
nog wel, geïnitieerd door de ontwikkelingen bij het Philipsconcern. De toenmalige
zo geheten TH werd gebouwd op de ‘bimd’. Tegenwoordig wordt Eindhoven het ‘brainport
van Nederland’ genoemd maar juist toen was het al het high-tech gebied ‘in wording’. Toch is het nooit de stad geworden die je als Nederlander schrijft met
hoofdletters. Altijd wat provinciaals en kleinburgelijk gebleven, een beetje de
boomhut onder de grote Nederlandse steden. Maar begrijp me goed, met een
boomhut is niks mis, zeker niet zolang de jeugd de onschuldige spelletjes
spelen die bij een boomhut horen.

foto eve arnold, magnum fotograaf

Meester in de fotografie

De Nederlandse Fotobond voor vrijetijdsfotografen stelt jaarlijks de toppers onder haar ruim 8000 leden in de gelegenheid werk in te zenden om het predicaat BMK te verwerven. De Bonds Meester Klasse is een kwalitatieve hoge onderscheiding op het gebied van de (vrijetijds)fotografie. De inzending bestaat uit minimaal 12 foto’s, of een vergelijkbaar werkstuk waarbij hoge eisen worden gesteld aan de inhoud van de serie. Door een jury, bestaande uit professionals, wordt gekeken of iemand in staat is om op een consistente wijze een verhaal te verbeelden, een idee uit te werken in een serie foto’s in een herkenbare stijl of beeldtaal. De fotograaf moet iets te vertellen hebben met zijn/haar foto’s. In de vrijetijdsfotografie zien we nogal eens dat fotografen de schoonheid tot uitgangspunt van hun fotografie nemen. Als het ‘verhaal’ blijft steken in de esthetica, zonder verdere inhoudelijke boodschap, dat valt zo’n serie te licht voor het predicaat BMK, zo is ook afgelopen zaterdag gebleken bij de finale jurering. In de afgelopen jaren hoorde je afgewezen fotografen dan ook weleens brommen dat alleen inzendingen in de categorie sociale fotografie maar kans hadden om BMK te worden. Niets is minder waar, zo is afgelopen zaterdag gebleken. Juist de series met een eigen autonoom verhaal worden hoog gekwalificeerd.

Voor de titel BMK werden 63 series ingezonden. In de preselectie werden door de jury 20 series afgewezen. De 43 overgebleven inzenders hebben afgelopen zaterdag hun serie in een persoonlijk gesprek toegelicht aan één van de juryleden. Daarna ging de gehele jury in conclaaf, bekeek elke serie nogmaals om gezamenlijk tot een oordeel te komen. Ik was erbij en mijn conclusie is dat dit heel zorgvuldig gebeurde met volop argumenten over en weer daar waar dat nodig was. Streng en eerlijk, zo oordeelde de jury naar mijn overtuiging. Eerlijk omdat op argumenten en deskundigheid werd beoordeeld. Streng omdat uiteindelijk aan slechts drie inzenders het predicaat werd toegekend. Dat was in andere jaren wel eens anders, alhoewel ik me ook herinner dat er zelfs een jaar is geweest dat niemand de titel kreeg.

Groot applaus dus ’s middags bij de openbare bespreking voor de nieuwe BMK-ers, Femke de Wit, Arold van der Aa en Willem Melching.

foto FEMKE DE WIT uit de serie ‘depression and agony’

Femke de Wit heeft met haar serie ‘Depression and agony’ een persoonlijk document gemaakt. De serie doet een beroep op het invoelend vermogen en zal bij de aandachtige beschouwer zeker de nodige emotie oproepen, los nog van de vraag of een letterlijk verhaal zich aandient. Dat hoeft ook niet, foto’s die alle antwoorden geven, zijn mijn inziens weinig interessant. De gekozen beeldtaal is krachtig en mysterieus tegelijk en voedt het zoekend karakter van de serie.

foto AROLD VAN DER AA met Jan uit de serie portretten

Arolds portretten hebben een rauwheid en een fijnheid tegelijkertijd. De fijnheid wordt verkregen door het gebruik van de technische camera en de techniek van natte collodium plaat. Het rauwe door de wijze waarop de personen in beeld zijn gebracht, zonder franje, eerlijk, puur zonder opsmuk of tierelantijnen, verwijzend naar karakter of persoonskenmerken. Een eigen beeldtaal met een tikje Stephan Vanfleteren, zo wist de jury te vermelden.

foto WILLEM MELCHING uit de serie ‘de helaasheid der dingen’

Er is een boek en film met de titel ‘de helaasheid der dingen’ van Dimitri Verhulst. Ik ben het boek nu aan het lezen. Dimitri Verhulst keert in zijn boek terug naar zijn geboortegrond. Je maakt kennis met zijn vader en zijn nonkels [ooms] die het zuipen tot het hoogst haalbare in het aardse bestaan hebben verheven met alle gevolgen vandien. Willem heeft het boek niet gelezen noch de film gezien maar vond het gewoon een leuke titel. Ondanks dat de foto’s geenszins de wereld van Dimnitri Verhulst laten zien is er een overeenkomst. De gelijkenis heet absurditeit. Willem toont ons op een bijna objectieve manier de banaliteit van de dingen die we doen, de dingen die we mooi vinden, de dingen die we belangrijk achten. Door zijn beelden te bekijken ontstaat er een ontspannen glimlach op het gezicht van de beschouwer. Maar je moet niet vreemd opkijken als even later er een frons boven de ogen verschijnt.

De jury dit jaar, allemaal bovenste beste professionals, waren: Corinne Noordenbos (fotograaf en hoofddocent KABK Den Haag), Claudia Küssel (curator FOAM), Reinout van den Bergh (fotograaf en curator foto en film Bredaphoto) en Hans Rooseboom (curator Rijksmuseum).

Ook van harte proficiat aan de kandidaat BMK-ers. Naast de drie hoogste laureaten werd nog aan 11 personen het kandidaat-BMK predicaat toegekend. Het is eigenlijk een tijdelijk BMK-schap. Deze kandidaat-BMKers zijn gedurende twee jaar volwaardig lid van de BMK en kunnen in die periode verder werken om het predicaat BMK te behalen. Het zijn Bas Berkhout, Diana Bokje, Yolanda Geldof, Janet de Graaf
(is reeds BMK 2012), Marcel Hoogendijk, Remco Molkenboer, Norman Post, Petra
van der Punt, Wouter Scheen, Albert Smit en Annelies van der Vliet.

het zou morgen zomaar kunnen

Tijdens mij loopje vanmiddag door de Achterhoekse dreven bedacht ik me dat het morgen zomaar zover zou kunnen zijn. Het zonnetje stralend, de fleece uit het jack, nauwelijks een zuchtje wind, zelfs de dunne trui was te warm. En morgen, nog meer, nog hoger. Zou het dan zover zijn. Nog voordat de lente echt zijn intrede heeft gedaan. De winter roert zich ’s nachts nog, temperaturen overigens die ook met ijsheiligen, 13 mei, nog kunnen. Dus daaraan hoeft het niet te liggen. Het gaat om de dag, niet de nacht. Wie zou dit jaar het sein geven, de Volkskrant mist zijn columnist die het talent had alle vrouwen van Nederland zo gek te krijgen. Nou ja, zo gek. Het is zo gek nog niet. De pantalon van de billen geschud, de blanke kuiten en voor de durfals zelfs een stukje dij open bloot voor de eerste zonnestralen én voor de schalkse en gedurfde blikken van hen die het loeren niet laten kunnen. Er schijnt ook een handige app te zijn. Voor vrouwen én mannen. De mannen downloaden deze app het meest blijkt uit onderzoek. Dat vrouwen de app ‘kortebroekenweer’ nauwelijks raadplegen lijkt me logisch. Nee, geef mij maar vrouwenbenenapp. Het voelt goed, de lente in aantocht. Van mij mag het, ook de lente ……..

13×13 BERLIN

Vanaf vandaag staat het boek 13×13 BERLIN op BLURB.COM

Het boek geeft een impressie van dertien fotografen die in oktober 2012 Berlijn gedurende vijf dagen ‘onveilig’ maakten. De 13 fotografen zijn lid van de landelijke gespreksgroep journalistiek van de Fotobond. Het zijn: Ton Mijs/Cobi Neeft/Anneth Bons/Carol Olerud/Wil
Vrancken/Frans Rentink/Peter van Tuijl/Harry Sikkenk/Frank Detrixhe/Janny
Wierenga/Wim Groeneveld/Willem Melching/Jan Hendrik van der Veen. De landelijke gespreksgroep telt op dit moment ruim dertig leden en komt jaarlijks vier keer bij elkaar om werk te bespreken. Daarnaast maakt een wisselende groep van ongeveer 15 fotografen een vijfdaagse reis naar een stad of gebied omdat fotografisch in beeld te brengen, ieder vanuit een eigen invalshoek.

Voor wie in het boek wil kijken: http://nl.blurb.com/books/4107403-13-x-13-berlin

honden op de richel

Wat beweegt deze honden om op de smalle richel te gaan lopen? Waar zijn hun bazen die hen voor een val behoeden? Volgt die tweede slaafs zijn voorganger? Met moeite vond ik in de oude doos (nou ja een foto uit 2010) dit beeld waar ik mijn verhaal aan kan ophangen. Jammer dat ik deze mooie labradors gebruik voor de vreselijke boosheid die ik in me voel. Ik ben namelijk een hondenliefhebber en onze laatste hond was Thomas, een pracht labrador. Eigenlijk had deze blog ’tuig van de richel’ moeten heten. Want daar gaat het me om. Met plaatsvervangende schaamte heb ik gisteren het verhaal van Femke Halsema aangehoord inzake de verrijking bij de voormalige grote scholenkoepel Amarantis. Vervolgens lees ik vanochtend, tot afschuw, het commentaar van de mooie meneren die naar eigen zeggen toch netjes binnen de normen van de wet zijn gebleven. Kennelijk is de wettelijke norm de enige norm voor deze mannen. Er is toch ook nog zoiets als een moreel normbesef. Bovendien zeker als je ‘de zaak onderwijs’ dient, mag je verwachten dat er iets van wat je vroeger als voorbeeldgedrag beschouwde, niet alleen bij docenten en directies aanwezig is maar ook bij de bestuurders. Bestuurders die in mijn ogen destijds niet meer wisten, zich niet meer beseften, welke zaak ze dienden. Dát ze een zaak dienden, namelijk de randvoorwaarden scheppen voor goed onderwijs. Op plekken waar grootheidswaanzin zichtbaar wordt is de ‘betrokkenheid bij de zaak’ niet meer aan de orde. In die gevallen dat zelfverheerlijking of zelfverrijking aan de orde zijn, is het zicht op de werkelijkheid totaal verloren gegaan. Fotografen zijn doorgaans mensen die ook een eigen werkelijkheid scheppen maar nagenoeg in alle gevallen ongevaarlijk voor de omgeving. Egotrippers met twee leasewagens, een OV-jaarkaart (1e klas daar ben ik van overtuigd) en zes jaar een adviseurschap met behoud van alle revenuen én salaris, zijn het slechtste voorbeeld dat jonge (en oude) mensen zich kunnen wensen. Met plaatsvervangende schaamte zo schreef ik hiervoor. Ik ben ruim 28 jaar eindverantwoordelijk schoolleider geweest, met veel plezier. Ik zou het zo weer doen. Het enige voordeeltje waarvan anderen en ook ik binnen de school van mochten profiteren was het zogenaamde fietsenplan. Met een belastingvoordeel een fiets kopen en dan heilig, d.w.z. schriftelijk verklaren, dat je minimaal 3 keer per week met de fiets naar school zou komen. O, ja de minimale afstand tussen woonplek en school moest dan wel 4 km zijn, anders moest je ‘om fietsen’. Als schoolleider werd ik geacht daarop toe te zien. Ik heb nooit bij de poort gestaan om te turfen of Piet of Mariet voor de tweede of derde keer die week met de fiets was. En misschien ben ik ook weleens in gebreke gebleven en met slecht weer of geen zin de auto gepakt, mijn eigen auto wel te verstaan. Van het budget van het ministerie werd jaarlijks een klein bedrag gedoteerd aan het personeelsfonds voor een extra borrel of als bijdrage aan het Kerstpakket à 7 euro vijftig. Ik wil me zelf en vele anderen niet op de borst kloppen. Hier en ook op heel veel andere plaatsen, op nagenoeg alle plaatsen in het Nederlandse onderwijs, is zelfverrijking niet aan de orde of aan de orde geweest en zijn en worden geen guldens of euro’s over de balk gesmeten maar netjes gebruikt. Des te belangrijker is het dat deze mooie meneren hun straf niet ontlopen. Als de wettelijke norm niet toereikend is, zouden ze zich in ‘shame’ als verstotenen moeten gedragen in plaats van te kakelen dat ze niets te verwijten valt en netjes binnen de normen zijn gebleven. Ik realiseer me dat ik de foto van de labradors misschien niet had moeten gebruiken. Dat ik geen ander bijpasend beeld had is feitelijk ook al geen argument. Misschien kan ik mezelf overtuigen door het feit dat ik de indruk heb dat de tweede hond de eerste hond slaafs volgt. Dat is kennelijk ook het geval geweest bij Amarantis. Je hoopt dat ergens in een organisatie er een laag is waar het besef is dat iets echt niet kan en dat het kritisch vermogen en het lef dan dusdanig zijn dat dergelijke misstanden aan de kaak worden gesteld. Maar ja, wellicht was dat kritische vermogen er wel maar reikte de macht van de bestuurders zover, waren de democratische mogelijkheden zo beperkt en was de werksfeer zo verziekt dat weldenkende mensen geen poot aan de grond kregen. Misschien had de scholengroep beter gedijt onder de naam Amarilis. De Amaryllis is namelijk een bescheiden potplant die als ze goed verzorgd wordt jarenlang steeds opnieuw bloeit. Want dat is wat je het onderwijs gunt!

INTERNETLIFE

Vanmiddag, op mijn dagelijkse 1-uurs wandeling moest ik plotsklaps denken aan Eric de Pauw. Eric is vorig jaar, op 1 januari, plotseling overleden. Van mijn leeftijd, veel te jong gestorven. Waarschijnlijk blijf je daar zo over denken, zelfs als je de tachtig gepasseerd bent. Eric is een Eindhovense fotovriend uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. In 1989 verhuisde ik naar de Achterhoek en zagen we elkaar niet meer. Eric raakte bovendien van de fotografie af. Per toeval liepen we ergens in 2007 elkaar tegen het lijf, in Eindhoven. Een leven verder, er was veel gebeurd in het leven van Eric. Gelukkig had hij het weer redelijk op de rij. Ja, hij was ook weer een beetje aan het fotograferen. Goh, Eric opperde ik, je hebt destijds je BMK gehaald, waarom kom je niet eens naar de bijeenkomst toe. Lekker ouderwets. Ja, ja, hij zou er wel eens over denken, bovendien hij was eigenlijk maar weer net begonnen. Wat je goed hebt gekund, verleer je niet, probeerde ik nog. Verschillende mails en telefoontjes later, ergens in 2009, was Eric present. Met een serie van kapelletjes op heel verschillende plekken gefotografeerd, maar wel allemaal in België, waar anders?

Het fotografievirus had opnieuw toegeslagen, voorgoed leek het. We hadden regelmatig contact en trokken er af en toe ook gezamenlijk op uit zoals de 1 mei viering in Antwerpen en de paardenprocessie in Hakendover. Het was als vanouds, grappen en grollen maar ook met het idee dat de foto’s die we maakten iets te verbeelden hadden. Eric maakte plantte zijn foto’s op zijn website. http://photoericdepauw.webklik.nl

Eenvoudig maar de moeite van het bekijken waard. Toen, maar ook nog nu. Want eenmaal op het worldwideweb blijf je doorleven, je internetleven overleeft alles en iedereen, zelfs jezelf. Voor hoelang heb je zelf niet (meer) in de hand. Zelfbeschikking en internet, een contradictie lijkt het.

Zelfportret Brussel(B) 1983 Polaroid SX70

blauw schaap, eric de pauw ….. still on the internet