door Jonah Falke
Zoals de gelovige naar Lourdes gaat en hoopt op wonderen, zo kijkt de hele wereld nu naar de intensive care. In een vrijstaand huis langs een landweggetje in Dinxperlo woont zo’n nieuwe heilige. Paulien is IC-medewerker van het Slingeland ziekenhuis in Doetinchem. Ze heeft een schaarse vrije dag in deze twee weken. Voor het eerst sinds de halve wereld in lockdown verkeert, regent het in Nederland.
Een onbevreesde vrouw met kort haar en een opgewonden hond wachten me op. Ik had verwacht dat ze striemen van een beveiligingsbril en mondkapje in haar gezicht zou hebben, maar ze zegt: ‘Die verdwijnen binnen een paar uur.’ Wanneer Paulien thuiskomt en de tv aanzet wordt er over haar werk gepraat. Ze ziet zichzelf niet als een wonder of heilige en dat siert haar. ‘Ik weet al heel lang dat ik belangrijk en heel verantwoordelijk werk doe. Nu ziet de hele wereld dat. Als ik een fout maak, kan dat zo cruciaal zijn, dat een patiënt overlijdt.’
Zuchtend slaat ze haar ene been over het andere en zegt dat de corona IC tien keer zwaarder is dan de normale. ‘Je bent soms met weinig IC-verpleegkundigen die de eindverantwoordelijkheid hebben en je laat je collega’s ook niet in de steek. En die buddy’s (assistenten die van andere afdelingen komen om te helpen) zijn geweldig maar uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid niet bij hen. Als ik er aan het werk bent sta ik altijd ‘aan’.’ Het is niet zo dat mensen rustig aan de beademing liggen. Constant kijk je of ze geen extra medicatie of andere zorg nodig hebben. Als je met een iemand bezig bent piepen er ondertussen ook apparaten bij de anderen en hoop je maar dat het goed gaat.’
Zonder genoeg IC-medewerkers gaat verder opschalen van bedden niet. ‘Collega’s zijn soms gewoon opgelucht dat aan het eind van een dienst alles goed is gegaan, want het gevoel de controle kwijt te raken is erg naar. IC-medewerkers zijn controlefreaks. Heel gestructureerd werken we lijstjes af. Ik moet er niet aan denken dat ik nog meer mensen tegelijk moet verzorgen. Je kunt momenteel niet terugvallen op je routine.’ Paulien vindt het van groot belang dat er, los van deze crisis, gesprekken gevoerd worden met familie, onder welke omstandigheden iemand nog behandeld wil worden op een IC.
Ik kijk goed naar haar ogen. Vanwege alle beschermde kleding is dat het enige wat coronapatiënten van haar zien op de IC. ‘Een patiënte keek me met doodangst aan voor we haar inslaap brachten, ik kon niet garanderen dat we haar zouden redden, slechts dat we ons best zouden doen. Normaal laten we er familie bij om afscheid te nemen voor het geval dat, maar dat mag nu niet.’ Ze klinkt machteloos. Dat de ogen de weg naar de ziel zijn, lijkt een leugen: ook met ogen is het behelpen. Haar collega’s en ‘buddy’s’ herkent zij niet aan hun ogen. ‘Daarom schrijven we onze naam op onze muts.’
Ik vraag of ze zich goed houdt. ‘Nog wel, maar toen ik laatst op de normale IC werkte, was dat gewoon een opluchting, en voor het eerst droom ik over mijn werk. Ook log ik thuis in om te kijken hoe het met mijn patiënten gaat. Moet ik eigenlijk niet doen. Er word wel psychologische hulp geboden door het ziekenhuis, maar gelukkig heb ik een man en kinderen, maar als je alleenstaand bent is dat misschien anders.’
Toch doet het Santiz (SKB en het Slingeland) het erg goed. ‘De eerste patiënt van Nederland is bij ons van de beademing gekomen en daarna zijn er nog enkelen gevolgd, sommigen zijn zelfs alweer thuis.’ En met die woorden breekt ook letterlijk de zon door buiten. Misschien is Paulien toch écht een heilige.
We gaan de tuin in en ze speelt met haar hond. Pauliens achtertuin grenst aan het hoofdveld van voetbalclub SV Dinxperlo. Vroeger landde er vaak ballen op haar terras en keek haar man soms door de heg naar het amateurvoetbal, vertelt ze lachend.
Voetbalgod Johan Cruijff zei eens: “Als je sneller wilt spelen kun je wel harder lopen maar in wezen bepaalt de bal de snelheid van het spel.” Het mensenleven lijkt de bal en Pauliens werk het spel. Momenteel wordt er niet gevoetbald in Dinxperlo, maar morgen staat Paulien wel weer op de IC.
Dit artikel verscheen maandag 6 april in de Gelderlander