Nu, in een tijd van meer binnen zitten, en social distancing vanwege de coronacrisis, heb ik een aantal oude ‘harddisks’ op mijn PC aangesloten. Ik heb naar werk gezocht uit de periode van pakweg 2009 tot 2017. Foto’s van toen, met een glimp van het leven nu.
Als fotograaf ben ik gek op momenten uit de werkelijkheid die mij, -en hopelijk ook anderen-, verbinden met datgene wat er feitelijk is maar ook met de mentale betekenis die je eraan kunt geven. Een waarneming is niet absoluut, niet op het moment van de opname, maar zeker niet na een aantal jaren. Dat was ook wel de charme van een deel van mijn archief doorspitten. Opnieuw beelden in een boek plaatsen die mezelf en wellicht anderen weer inspireren om een nieuwe, eigen of andere betekenis te geven aan de ‘oude’ werkelijkheid.
Op de verlaten parkeerplaats voor het ziekenhuis is een helikopterlandingsbaan geïmproviseerd. Midden op die landingsbaan wacht longarts Frank Hermens me op. Ik heb net gerookt, ik hoop dat hij mijn adem niet ruikt. De lucht is strak blauw, vrij van vliegtuigstrepen en er is geen helikopter in aantocht. Een stel bewakers maakt een praatje met ons en slentert weer weg. Slechts een enkeling loopt naar de huisartsenpost en komt buiten met een doosje medicijnen. Eén van de bezoeker draagt klompen, een ander vind het nodig om onverstaanbare klanken te schreeuwen. Het galmt kort over het lege terrein en dan keert de rust weer terug.
Frank draagt vrijetijdskleding en eet een appel. Zijn dagen zijn lang en de nachten kort maar dat staat zijn optimisme niet in de weg. ‘Ik ben net naar de kapper geweest,’ zegt hij al strijkend over zijn schedel. ‘Heeft mijn dochter van acht met een tondeuse gedaan. Is het wat?’ Maar dan serieuzer: ‘Ik wil je een positief verhaal vertellen. Als arts leer je om je niks van de waan van de dag aan te trekken, dat doet geen van mijn collega’s, al die praatprogramma’s vol professoren en deskundigen? Teveel meningen en teveel belangen. Voor mij geldt alleen de dagelijkse realiteit van de werkvloer. De patiënt.’ Hij gelooft in de wijsheid van de beroepspraktijk, en daar sluit ik me volledig bij aan. Theorie is leuk maar uiteindelijk gaat het om de praktijk.
‘Als artsen hebben we zoveel geleerd in deze periode, dingen waar je vroeger over zou vergaderen. Razendsnel wordt er kennis gedeeld onder doctoren van alle ziekenhuizen. Met vroeger bedoel ik drie weken geleden hè? Corona presenteert zich heel anders dan we gewend zijn van andere virusinfecties. Mensen hebben een enorm zuurstoftekort, zonder dat ze het zelf doorhebben, heel vreemd. De snelheid waarmee bepaalde dingen kunnen veranderen nu, die hoop ik echt mee te kunnen nemen naar de toekomst. Alles wordt efficiënt en de samenhorigheid op de werkvloer is gigantisch.’
De vrouw van Frank werkt ook in het ziekenhuis maar hun kinderen gaan niet naar de kinderopvang. ‘Dan zit mijn dochtertje ochtend ’s netjes aan tafel met haar paardenstaart en zegt: eerst ga ik een uur rekenen, en dan neem ik een kwartier pauze en dan ga ik weer verder. Wauw. Ze snapt de situatie niet helemaal natuurlijk, maar ook zij helpt ons zo goed mogelijk. Dat vind ik ontroerend. Maar het gebeurt ook dat als ik bij de patiënten aan het bed sta, ze me 20 keer belt, ik me omkleed en haar terugbel. Huilend vertelde ze laatst dat er een vaas was omgevallen, en dat er overal glas en water lag en dat de hond erbij stond. Dat ruim ik dan later wel op.’ Ontroering maakt bij Frank snel plaats voor opgewektheid. Misschien doet hij in zijn werk niet anders. Hij neemt de laatste hap van de appel en praat met het klokhuis in zijn hand.
Frank zou me graag meenemen de corona-afdeling op en een beschermingspak laten aantrekken, om me aan ‘de echte helden,’ de verpleegkundigen, voor te stellen, maar het ziekenhuisbeleid is streng. Aan de fotograaf stelt hij voor om de verpleegkundigen voor een raam te laten staan van de afdeling. Hij belt een verpleegkundige en zegt: ‘Kan dat? Dit is een bevel van de dokter,’ waarna hij naar mij knipoogt. Braaf verschijnen ze een voor een voor het raam en zwaaien naar ons. ‘Het zijn allemaal schatten. Een van hen is palliatief verpleegkundige. Ze doet er alles aan om het aangenaam te maken voor de mensen die snel zullen sterven. Je kunt het zo gek niet bedenken wat er geregeld kan worden als laatste wens: een hond aan het bed, of een priester. En toen er een moslim wilde bidden hielp ze zoeken naar het Oosten op haar telefoon.’
alle foto’s Peter van Tuijl
Tot slot vraag ik hem naar de secundaire slachtoffers, de mensen die thuiszitten, ziek en daarom bang zijn of verzuipen in schulden. ‘Ik ben blij dat mensen alvast over de toekomst nadenken, maar daar kom ik nu niet aan toe.’
Dan kijkt hij op zijn horloge en zegt te moeten gaan. Met opgeheven kin loopt Frank het parkeerterrein af en gooit het klokhuis soepel in een lege stalen prullenbak. Het galmt, en ik realiseer me dat iemands optimisme verpletterender kan zijn dan ellende.
Deze 5e coronakroniek van schrijver / kunstenaar Jonah Falke verscheen maandag 20 april in de Gelderlander.
Nog ver voordat ons trof wat ons treft had ik een aardig appartementje in Alicante geboekt om daar tijdens de Goede Week te zijn. Begin maart kriebelde het nog maar een goede week later was dat snel passé en was de trip geannuleerd.
Sindsdien treft ons het intelligent thuisblijven met af en toe een frisse neus. Ik wandel of fiets dagelijks wat in de buurt. Enkele weken geleden trotseerde ik nog de Duitse grens en maakte ik uitstapjes naar Emmerich en Wezel.
Nu is de reikwijdte letterlijk verder ingeperkt tot slechts een straal van pakweg 8 kilometers. Dus ik beweeg me al een poosje op de diagonaal van de leegte.
de diagonaal van de leegte
De diagonaal van de leegte is een complex element. In een veelhoek kun je afhankelijk van het aantal hoekpunten twee of meer diagonalen trekken. In bijvoorbeeld een rechthoek of vierhoek twee, maar in een tienhoek al 35 en als we er echt een schepje bovenop doen -in bijvoorbeeld een honderdhoek- dan heb er al bijna vijfduizend. De veelhoek die bijna overgaat in de cirkel zijn er bijna oneindig veel diagonalen. Maar ‘op-het-moment’ dat de veelhoek een cirkel wordt is er geen enkele diagonaal meer. Daar waar oneindig en nul naast elkaar bestaan is er leegte.
letters, words and stripes – Emmerich
Ook nu in deze tijd lijken uitersten naast elkaar te bestaan. Virologen werken zich te pletter om het virus te doorgronden, de artsen en verpleegkundigen om het verschil te maken tussen leven en niet-leven en wij houden afstand van anderhalve meter van anderen, zelfs van onze buren en familieleden. Ik maak nu foto’s die weinig van doen hebben met de fotografie die ik normaliter ‘bedrijf’ maar veel meer van doen hebben met het fenomeen van de leegte. De stilte van het landschap, het voelen van het licht of het tastbaar maken van een schaduw. Rondom het huis in het oneindige van de leegte, maar ook daar voel ik me wel bij. Hopelijk gaat het u en de uwen in deze vreemde tijd nog steeds goed! Dat wens ik u in ieder geval van harte toe!
the virtual tree just at the Dutch boarderthe diagonal of the void, Dinxperlo
Reijnders zegt dat hij tot ‘loopjongen’ is verworden. Sommige mensen worden nooit ‘oud.’ Reijnders heeft iets jongensachtigs als hij spreekt. ‘De ene helft van de medewerkers werkt keihard, zij hebben verstand van corona, wij doen wat we kunnen om ze te ontzien.’
We staan bij de ingang van de spoedeisende hulp naast een partytent. Het is een triage-tent geworden waar de covid-verdachten zich melden. Een bewaker houdt een oogje in het zeil, verpleegkundigen in beschermende kleding lopen af en aan. ‘Een soldaat vecht en ik zorg,’ zegt chirurg en oncoloog Koen Reijnders opgewekt. ‘Ik denk er niet over na. Dat is iets natuurlijks.’
We gaan het ziekenhuis in. ‘Er is geen dronkenlap met een gat in z’n kop nu. Die bestaan niet meer en dat is heel raar hoor,’ zegt hij zacht en verwonderd. Dan begint hij te lachen. ‘Het mooie van dit alles is dat het niet over concurrentie gaat. Iedereen doet een stap terug of opzij, dat creëert samenhorigheid. Je komt er weer achter waarom je dit werk wilde doen.’
De gangen zijn verlaten maar achter de deuren, die met afzetlint zijn beplakt, gebeurt het allemaal. De onheilspellende stilte in het oog van een orkaan. ‘Dit is mijn poli, normaal zit het hier helemaal vol.’ Er is niemand. Ik vraag hoe lang die stilte nog kan duren. ‘Uiteindelijk is corona een ziekte waar 90% van de mensen bijna geen last van heeft. Van de mensen die ernstig ziek worden overleeft de helft het niet. Voor een relatief kleine groep mensen zet je de hele wereld stil. Terwijl de secundaire patiënten langzaam allemaal slechter worden. Denk aan vaat of kanker patiënten. Als je niet vastloopt op je ziekte, moet je drie maanden wachten, en daar word je heel zenuwachtig van. Ik ben de hele dag aan het bellen met patiënten om ze gerust te stellen. Gelukkig kan ik nog borst en darmkanker operaties uitvoeren, maar dat is het dan ook. Op een gegeven moment gaan mensen het niet meer accepteren, zowel patiënten als professionals.’
We lopen verder en komen snel tot de kern van zijn beroep: ‘De politiek zegt: “Wie moet dan beslissen wie er wel of niet behandeld wordt?” Ik kan u vertellen, dat is mijn werk. Ik voer wekelijks zulke gesprekken. Dat is niet omdat wij God spelen maar omdat wij rationeel willen zijn in wat je iemand nog wilt aandoen. Als een behandeling niet baat, moet je hem niet uitvoeren. Ik ben gek op dat systeem en valse hoop haat ik. Dat klinkt misschien hard, maar zo bedoel ik het vooral niet. Ik ben dit gaan doen omdat ik hou van mensen, maar juist omdat je van ze houdt moet je tegen een ernstig zieke vrouw van negentig kunnen zeggen: geef uw familie een knuffel en ga lekker naar huis, want deze behandeling is een brug te ver voor u. Het gaat om zelfbeschikking en compassie. Maar ik denk dat we net onder zo’n piek door zullen zeilen. Maar wie ben ik,’ zegt hij lachend. ‘Een domme chirurg. Het is mijn wens.’
In een lege gang doemt er een meisje van een jaar of zes op. Ze heeft vuurrood haar en kijkt verloren. Maar ze is niet verdwaald, om de hoek zit haar vader. Reijnders groet ze glimlachend en loopt dan verder.
In een kantoortje tref ik een collega van Reijnders, chirurg Ton van Engelenburg. We spreken verder over de gevolgen voor secundaire patiënten. Hij zegt: ‘Ik ben net een bezig geweest met het inroosteren van een jonge patiënt. Hij heeft een tia gehad en moet een halsslagader-operatie hebben, die kon er niet in, want de patiënt moet daarna naar de IC. Maar als we die niet doen, krijgt hij straks een beroerte, dat wil je niet. Gelukkig kon hij toch geopereerd worden; er was nog één plek vrij op de IC.’
Op weg naar de uitgang vraag ik Reijnders wat hij zo mooi vind aan zijn werk: ‘Je moet niet overdrijven, meehuilen, maar wel laten zien dat het je echt wat doet, anders zit je in de verkeerde business. Waarom krijgt de ene iets wel en de andere het niet? Dat is veelal pech. En zulke mensen wil ik verzorgen.’
De relativering en rust die ik hoopte aan te treffen, vond ik. Dit ziekenhuis is dé plek voor medemenselijkheid maar het is geen plaats van valse hoop. De mensheid is niet te redden, maar de mens an sich soms wel voor een tijdje.
Zoals de
gelovige naar Lourdes gaat en hoopt op wonderen, zo kijkt de hele wereld nu
naar de intensive care. In een vrijstaand huis langs een landweggetje in
Dinxperlo woont zo’n nieuwe heilige. Paulien is IC-medewerker van het
Slingeland ziekenhuis in Doetinchem. Ze heeft een schaarse vrije dag in deze twee
weken. Voor het eerst sinds de halve wereld in lockdown verkeert, regent het in
Nederland.
Een
onbevreesde vrouw met kort haar en een opgewonden hond wachten me op. Ik had
verwacht dat ze striemen van een beveiligingsbril en mondkapje in haar gezicht
zou hebben, maar ze zegt: ‘Die verdwijnen binnen een paar uur.’ Wanneer Paulien
thuiskomt en de tv aanzet wordt er over haar werk gepraat. Ze ziet zichzelf
niet als een wonder of heilige en dat siert haar. ‘Ik weet al heel lang dat ik
belangrijk en heel verantwoordelijk werk doe. Nu ziet de hele wereld dat. Als
ik een fout maak, kan dat zo cruciaal zijn, dat een patiënt overlijdt.’
Zuchtend slaat ze haar ene been over het andere en zegt dat de corona IC tien keer zwaarder is dan de normale. ‘Je bent soms met weinig IC-verpleegkundigen die de eindverantwoordelijkheid hebben en je laat je collega’s ook niet in de steek. En die buddy’s (assistenten die van andere afdelingen komen om te helpen) zijn geweldig maar uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid niet bij hen. Als ik er aan het werk bent sta ik altijd ‘aan’.’ Het is niet zo dat mensen rustig aan de beademing liggen. Constant kijk je of ze geen extra medicatie of andere zorg nodig hebben. Als je met een iemand bezig bent piepen er ondertussen ook apparaten bij de anderen en hoop je maar dat het goed gaat.’
Zonder genoeg IC-medewerkers gaat verder opschalen van bedden niet. ‘Collega’s zijn soms gewoon opgelucht dat aan het eind van een dienst alles goed is gegaan, want het gevoel de controle kwijt te raken is erg naar. IC-medewerkers zijn controlefreaks. Heel gestructureerd werken we lijstjes af. Ik moet er niet aan denken dat ik nog meer mensen tegelijk moet verzorgen. Je kunt momenteel niet terugvallen op je routine.’ Paulien vindt het van groot belang dat er, los van deze crisis, gesprekken gevoerd worden met familie, onder welke omstandigheden iemand nog behandeld wil worden op een IC.
Ik kijk goed
naar haar ogen. Vanwege alle beschermde kleding is dat het enige wat
coronapatiënten van haar zien op de IC. ‘Een patiënte keek me met doodangst aan
voor we haar inslaap brachten, ik kon niet garanderen dat we haar zouden
redden, slechts dat we ons best zouden doen. Normaal laten we er familie bij om
afscheid te nemen voor het geval dat, maar dat mag nu niet.’ Ze klinkt
machteloos. Dat de ogen de weg naar de ziel zijn, lijkt een leugen: ook met
ogen is het behelpen. Haar collega’s en ‘buddy’s’ herkent zij niet aan hun
ogen. ‘Daarom schrijven we onze naam op onze muts.’
Ik vraag of
ze zich goed houdt. ‘Nog wel, maar toen ik laatst op de normale IC werkte, was
dat gewoon een opluchting, en voor het eerst droom ik over mijn werk. Ook log
ik thuis in om te kijken hoe het met mijn patiënten gaat. Moet ik eigenlijk
niet doen. Er word wel psychologische hulp geboden door het ziekenhuis, maar
gelukkig heb ik een man en kinderen, maar als je alleenstaand bent is dat
misschien anders.’
Toch doet
het Santiz (SKB en het Slingeland) het erg goed. ‘De eerste patiënt van
Nederland is bij ons van de beademing gekomen en daarna zijn er nog enkelen
gevolgd, sommigen zijn zelfs alweer thuis.’ En met die woorden breekt ook
letterlijk de zon door buiten. Misschien is Paulien toch écht een heilige.
We gaan de
tuin in en ze speelt met haar hond. Pauliens achtertuin grenst aan het
hoofdveld van voetbalclub SV Dinxperlo. Vroeger landde er vaak ballen op haar
terras en keek haar man soms door de heg naar het amateurvoetbal, vertelt ze
lachend.
Voetbalgod Johan Cruijff zei eens: “Als je sneller wilt spelen kun je wel harder lopen maar in wezen bepaalt de bal de snelheid van het spel.” Het mensenleven lijkt de bal en Pauliens werk het spel. Momenteel wordt er niet gevoetbald in Dinxperlo, maar morgen staat Paulien wel weer op de IC.
Dit artikel verscheen maandag 6 april in de Gelderlander
Ik vraag me af in hoeverre het model dat het RIVM hanteert het meest optimaal is. Natuurlijk wil ik net als alle anderen dat er snel een eind komt aan de nog steeds stijgende lijn van opnames van zieke mensen en sterfgevallen. De feiten liegen niet; een model zou een redelijk voorspellend karakter moeten hebben met een geringe foutmarge. Dat voorspellende karakter is echt nodig om onze samenleving te ‘wapenen’ en in te kunnen spelen op de behoefte van morgen. Soms raak ik verdwaasd en vind ik het ongeloofwaardig en twijfel ik sterk aan modellen. Vooral als ’s avond de deskundigen in talkshows over elkaar heen vallen en mijn idee over betrouwbaar vertroebelt. Virologen zijn geen wiskundigen maar naar ik aanneem zijn er talloze wiskundigen en econometristen ook bij het RIVM met deze materie bezig. En toch, als ik dan weer de nieuwe cijfers -dagkoersen-, hoor dan twijfel ik weer volop. Soms is het meer dan twijfel. Bijvoorbeeld op het moment dat de ‘ligduur van patiënten’ in ‘onze RIVM modellen’ uitgaan van al lang achterhaalde cijfers. Misschien zouden andere deskundigen, -wiskundigen-, uit de wereld van de verzekeringen of pretparken eens naar de modellen kunnen kijken. Tenslotte verschilt het model voor de wachttijden voor Joris en de Draak of de Baron in beginsel niet zo heel veel met waar het hier over gaat. Maar misschien word ik nu te simplistisch. Het duurt zolang het duurt, zei mijn schoondochter gisteren. Maar waar ik me weer een stuk beter door zou voelen is iets van een model waardoor er nog nadrukkelijker ingespeeld kan worden op wat morgen en overmorgen nodig is. Overigens, mijn morgen is gevuld met enkele foto’s bij de spoedopname van het ziekenhuis en van een IC-verpleegkundige die even een dag niet hoeft te werken en kan ‘bijtanken’. Jonah Falke schrijft daarover in de zaterdagkrant. Kanjers die medici en anderen die zorgt dat de BV Nederland uit de crisis komt. Hopelijk snel én gezond!
En voor u, doe geen gekke dingen, blijf allemaal thuis, lees je boek, spit je archief nog eens door. En wandel of fiets op afstand als je toch even buitengaats wilt en blijf vooral gezond, Allemaal!
Iemand te jong en abrupt verliezen is nooit gemakkelijk, maar in tijden van fysieke en sociale onthouding is het nog iets schrijnender. Wie net de opgebaarde had gezien en in tranen naar buiten kwam, werd niet aangekeken. Het leek een vorm van respect. Terwijl dat aankijken feitelijk het enige is wat nog mocht. Iemand opperde om de hardst huilende toch even vast te houden: ‘Ik ben niet verkouden, hoor.’ De ratio kwam in conflict met de emotie, en de ratio won. Op het parkeerterrein van een uitvaartcentrum bleven de nabestaanden netjes op gepaste afstand staan.
De kist werd door haar twee zoons, die beiden
beroepsmilitairen zijn, en hun geliefden naar buiten gedragen. De jongens
liepen statig, met rechte rug, maar waren zichtbaar
aangeslagen. De vrouw van de uitvaartonderneming droeg plastic handschoenen. Het chroom van de lijkenwagen blonk in de
zon. De autodeuren sloegen te hard dicht. Stapvoets reed de wagen weg en een
stoet volgde richting haar buurt. Alle buren bleken op de stoep te staan wachten, als een erehaag.
Omdat het onverwachts kwam, ontroerde het me, de buurtkinderen met een bloem in
hun hand, de buurvrouwen in tranen en een buurjongentje met een gezicht dat het
midden hield tussen ongemak, verveling en
brutaliteit. Die buren hadden mekaar misschien al dagen niet meer gezien. En
misschien nog nooit in zo’n ijzige stilte. Alleen het zachte draaien van de
autobanden op het asfalt moet te horen zijn geweest daar op straat.
Op weg naar het kerkhof, stopten
er vele willekeurige auto’s en voetgangers langs de kant van de weg. De mensen
dachten misschien dat ze aan het virus was overleden, maar dat was niet zo, ze
dachten misschien ook dat dit iets was wat ze vooralsnog alleen uit Italië
kenden en vaak zouden gaan zien de komende tijd.
Op de natuurbegraafplaats, in het Slangenburg bos, mochten er maar dertig gasten aanwezig zijn. Dit was de enige uitzondering van het kabinet om nog in een grote groep te verkeren, zonder beboet te worden. Zo goed als mogelijk hield men zich aan de voorschriften.
Ik speechte en zei dat er geen heilige werd begraven.
Godzijdank. Marian Derksen was prettig onaangepast, iemand die schwung bracht in een
dorpje als Ulft. De kerkhoven liggen waarschijnlijk vol met
mensen die niet hadden geleefd zoals ze dat het
liefste deden. Zonder dat ze de oorlog meemaakte, zei ze als ze iets ondeugends
had uitgehaald: ‘Ik ben ook fout geweest in de oorlog.’ Wie dat spottend kan
zeggen, heeft zich van veel bevrijd, volgens mij. Een aanwezige brak. Er klonken kale kreten door het lege bos.
Onder begeleiding van Leonard Cohens ‘So Long, Marianne’
werd ze begeleid naar het graf. Het was tegenstrijdig. De natuur ontwaakte
terwijl er iemand werd begraven en haar kleinkind huilde.
Op een tochtige parkeerplaats werd er afscheid genomen door de nabestaanden en gezegd dat er later herdacht en gedronken zou worden. De tekst op het rouw kaartje was van Marian zelf en is het tatoeëren waard: ‘Je hebt al mazzel genoeg, als je geen pech hebt.’ Woorden die op Marian’s lot en deze huidige wereld leken te slaan.
Dit artikel verscheen 28 maart in het dagblad De Gelderlander
Eergisteren overleed Liesbeth List op 78 jarige leeftijd. Toen ik het bericht hoorde was ik meteen weer terug in de tijd. In 2009 fotografeerde ik de musical Edith Piaf in de schouwburg in Doetinchem. Ik ontmoette haar backstages, een kleine gestalte die zich concentreerde op het tweede bedrijf van de musical
Ze is een zangeres van allure die niet alleen mijn hart gestolen heeft. Haar acteertalent mag ook geroemd worden. Edith Piaf had als bijnaam ‘de kleine mus’. Liesbeth List is geen grote vrouw maar zelfs in haar verpersoonlijking van Edith Piaf ‘kroop’ ze helemaal in de huid van de beroemde Franse chansonierre. Ze maakte zich nog enkele decimeters kleiner en was de kleine mus!
In 2010 verscheen het boek Amphion 1968-2010 in het kader van de opening van de nieuwe schouwburg. Het boek staat bol van foto’s die ik maakte van de nieuwbouw (2007-2010) en de optredens tijdens het laatste seizoen in het oude theater (2009-2010). Ook daarin verschillende foto’s van de musical. Liesbeth List speelde in Amphion haar voorlaatste ‘Edith Piaf’. Als je wilt kun je in mijn archief nog wat foto’s over deze musical bekijken.
Diep in de bossen in het buitengebied van Doetinchem staat een klooster, de Sint Willibrordsabdij, waar monniken leven op een manier zoals dat al 1500 jaar gebeurt.
De zon schijnt, vogels fluiten en in de verte hoor je een snelweg. Alleen een briefje op de deur van de kapel verraadt wat er momenteel gaande is in de wereld: In verband met het coronavirus raden de monniken het bijwonen van de vieringen in de abdijkerk af. De kerk blijft als normaal open voor mensen die komen bidden. Glimlachend opent monnik Thomas Quartair de krakende kloosterdeur. ,,Ik ben een beetje verkouden. Maar dat zijn wij hier al een half jaar.” Kerken en kloosters zijn tochtige plekken. ,,Een tijdje terug was ik in Rome’,’ zegt hij. ,,Maar ik zit al twee weken binnen hoor, dus geen zorgen.” Quartair is een opgewekte praatgrage professor, die doceert aan de universiteiten van Nijmegen, Leuven en Rome. Daarnaast is hij een hartstochtelijke Bob Dylan-fan en niet iemand die aan zieltjes winnen doet. ,,Voor monniken zijn de veranderingen misschien wel het kleinst nu”, zegt hij. ,,We worden nu nog een beetje meer klooster dan we toch al zijn. Isolatie is nooit makkelijk. Maar als je de zinvolheid ervan probeert te ontdekken, kan het bevrijdend zijn. Er ontstaat meer tijd voor rust en bezinning. Als je het druk hebt dan verlang je naar een lege agenda, en andersom.”
Op de vraag hoe je die leegte met betekenis kan voorzien: ,,Het idee dat je als samenleving met oncontroleerbaarheid geconfronteerd wordt, dat is iets om bij stil te staan. Het overgeven aan onvolmaaktheid, dat probeer ik in spirituele zin te duiden. Dat er in het diepste onrecht het verlangen naar ultieme bevrijding ontstaat, dat is menselijk en ik noem dat God. Ik weet dat jij God minder leuk vindt, maar ik blijf het roepen”, zegt hij lachend en zo laconiek alsof hij zegt: ‘Jij houdt niet zo van kerriesaus.’ Die onvoorspelbaarheid zal bij de een harder aankomen dan bij de ander. In de kloosterregel staat: memento mori; de onvoorspelbare dood iedere dag voor ogen houden. Broeder Thomas zegt: ‘Velen hebben dat besef erg verdrongen. In zekere zin zijn we allemaal controlefreaks, willen we ook nu alles zo normaal mogelijk door laten gaan. Maar dat is wat het klooster je leert, dat je de controle uit handen geeft. Je probeert een kader te scheppen waarin je je kan laten vallen. Dat is moeilijk, maar het went. Dat gun ik iedereen die thuis zit.” Hoewel hij als monnik afgesloten leeft zegt hij toch: ,,Alles ligt nu erg onder een loep, waardoor het lastig is te zien wat verstandig is. Ik ben benieuwd naar wat de medici hierover later gaan zeggen, maar de sociaal-psychologische analyse vind ik nog veel interessanter. Ik denk dat horrorverhalen en lock-downs nooit goed zijn om mensen bewust te maken. Dat zaait angst of mensen gaan het ridiculiseren.” Tot slot vraag ik of Quartair denkt dat na ‘deze eindtijd’ de Messias, de verlosser, zal terugkeren op aarde, zoals dat in het Nieuwe Testament staat beschreven. Hij zegt: ,,Voor mij zijn dat symbolische beelden over ieders vergankelijkheid en de eeuwigheid waarin ik wel vast geloof.” En dan lachend: ,,Ik denk niet dat er een trompet zal klinken die letterlijk het einde van de wereld afkondigt en de Messias introduceert.”
Dit artikel verscheen vandaag 24 maart in het AD en de Gelderlander
De term ‘voldoende afstand bewaren’ is juist in deze tijd erg belangrijk en de uitwerking maakt misschien wel uit of er wel of geen lock-down komt. Lock-down. een woord dat voor kort geen enkele associatie bij me opgeroepen zou hebben en nu hele talkshows met deskundigen bezig houdt. Sociale afstand is een term die ik wel al kende. Als fotograaf met ‘de straat als studio’ heb je er op verschillende manieren mee te maken. Allereerst zelf in termen neem voldoende afstand maar zorg dat je dicht genoeg er op zit. Kenmerkend is de uitspraak van New Yorker street photgrapher Bruce Gilden “als je de straat kunt ruiken, ben je voldoende dicht bij”. Maar dichtbij en veraf zijn relatieve begrippen. Fotografen met lange teletoeters die nauwelijks communiceren met ‘de straat’ versus zij die, zoals de oude William Klein, zich te midden zijn met, -en bijna één groep worden met-, de mens in de straat.
Sommige mensen omhullen zich letterlijk door een fysieke barrière, anderen in zichzelf gekeerd, wat je een mentale schors zou kunnen noemen. Nu in deze ‘Coronatijd’ heeft de term social distancing een waarschuwende klank. Pas op, blijf uit elkanders buurt. Maar kun je elkanders lasten dragen als je ver uit elkaar leeft? Wat betekent social distancing voor het verplegend personeel in een zorgcentrum of nog ingewikkelder in een verpleeghuis. Een paar weken geleden was ik bij mijn fotovriend op bezoek. Nu kan het niet meer; verpleeghuizen zijn gesloten voor bezoek. Dat moet welhaast ondraaglijk zijn voor de families. Maar nog steeds is zij of hij, de verpleegster of verpleger die voor hem zorgt, aan het werk. Een beetje geluk geven aan de ander, dichtbij, zo dicht bij als mogelijk, fysiek én mentaal.
Thomas Quartier, Benedictijn | foto Peter van Tuijl
Schrijver, schilder, columnist Jonah Falke vroeg me deze week of ik een foto wilde maken van monnik Thomas waarover hij een column ging schrijven. Jonah schrijft in deze ‘coronaperiode’ dagboekverhalen over mensen met de vraag of isolement verbroederend of vervreemdend werkt. Doorgaans schrijft Jonah in dagblad de Gelderlander en voor uitgever Lebowski beschouwende, grappige verhalen en columns maar wel vaak met een ondertoon die tot verder nadenken aanzet. In de afgelopen twee zomerperiodes hebben we samen gewerkt aan een reeks artikelen waarin ‘het gewone’ van de samenleving centraal stond. Voor de komende maanden juli en augustus gaan we weer aan de slag, ijs en weder dienende en niet te vergeten de ‘coronawind’, maar dan met de nachtwerkers.
Gisteren dus naar het abdijklooster in Doetinchem voor de ontmoeting met Thomas. In het dagelijks leven monnik maar ook professor aan de universiteiten in Nijmegen, Leuven en Rome. Een godgeleerde van de bovenste plank. Nu heb ik al eerder een geestelijke gefotografeerd waarbij de voorzienigheid me faliekant in de steek liet. In 1995 werkte ik aan het project Kleurrijk Gendringen waarvoor ik pakweg een kleine 70 inwoners met een andere nationaliteit fotografeerde. In een van de kerkdorpen was een Poolse priester. Toen ik thuiskwam van de fotosessie in de pastorie en ik het rolletje terug spoelde om het te kunnen ontwikkelen, bleek dat de perforatie gescheurd was en ik geen enkele foto gemaakt had. Maar pastor Janek was zo vriendelijk om ook een tweede keer te poseren en het is allemaal nog goed gekomen. Het eerste wat ik gisteren na de eerste foto dan ook deed, was snel mijn schermpje aanzetten en kijken hoe het erbij stond. Digitaaltjes .. een zegen.
De Benedictijnse spiritualiteit is er een van eenvoud, weinig spectaculair en ‘down to earth’, net als Thomas Quartier. “Ik ben op dit moment wel wat verkouden”, vertrouwde hij me toe. Gelukkig had ik mijn teleobjectief bij me.
De column van Jonah verschijnt zaterdag 21 maart in de Gelderlander.
Vandaag een uitstapje naar Wesel, ook daar heeft de Coronahamster toegeslagen.
Hoeveel rollen zitten er in zo’n pak. Toch gauw een stuk of 12, lijkt me. Met 6 pakken, eentje zie je niet maar geloof me de achterste dame heeft er eentje verborgen, kom je op ruim 70 rollen. Het zijn vast uitbaters van een kroeg, alhoewel ook die zijn dicht. Huishoudelijk gebruik, kan ik me bijna niet voorstellen. Poppen van papier-maché voor halfvasten-carnaval kan ook niet, want is allemaal afgelast, ook in Duitsland. Dus toch voor het kleinste kamertje. Groot gezin, moet haast wel. Anders is het toch te gek! Overigens is hamsteren in de psychologie een bekend verschijnsel. Volgens van Vliet, hoogleraar aan de katholieke Universiteit in Leuven [België]. “Het heeft met kuddegedrag te maken”, zegt hij, “maar ook met angsten van mensen”. Dat laatste snap ik wel. Billen dichtknijpen voor ‘de corona kontekruiper’! Want we zijn er allemaal een beetje bang voor, toch.
Blijf gezond de komende tijd en laat je niet gek maken!
coronaquarantaine sunday | 15 march 2020 [small polaroid fujifilm]
De snelheid op de snelwegen gaat naar 100 km/uur. Een flink stuk lager dan tot nu toe gebruikelijk. Het zal ongetwijfeld ook leiden tot minder verkeersongelukken met ernstige afloop. Voor het coronavirus lijkt de snelheid alleen maar meer full speed te gaan. Inmiddels heeft het virus de Achterhoek bereikt, zelfs de school waar één van de kleinkinderen op zit wordt getroffen door een besmette docent. En dan gaat het snel. Die school gaat met onmiddellijke ingang dicht. Het communiqué van de regering vanmiddag wordt niet eens afgewacht. De mensen zijn minder afwachtend, hechten minder aan wat de overheid ervan vindt en nemen zelf besluiten of het nu gaat over hamsteren of kinderen thuishouden. Gelukkig lacht de premier al een weekje niet en trekt een beetje een zorgelijk gezicht maar wel met de uitstraling ‘we hebben alles onder controle’. Opeenvolgende steeds andere beslissingen van de overheid en de stroom van wisselende meningen van deskundigen en nieuwsfeiten, maken het voor de gewone man en vrouw niet gemakkelijker. Gisteren stond internet bol van het bericht dat schrijver Dean Koontz, niet de eerste beste auteur, al in 1981 in de thriller ‘The eyes of darkness’ het Wuhan-virus in 2020 voorspeld zou hebben. In dat boek is echter sprake van een biologisch wapen en geen virus. Gelukkig maar, anders zou de ‘history is the future’ nog weer een andere betekenis krijgen. Ik weet trouwens niet hoe het u vergaat, maar het lijkt dat het aantal deskundigen evenredig toeneemt met de ‘vermenigvuldiging’ van het virus.
Ik wens u alle goeds, blijf gezond en lees een mooi boek. Een liefdesroman bijvoorbeeld, maar het mag ook een sciencefiction verhaal zijn.
I would like to let you know that you have been selected to be exhibited in Blank Wall Gallery from 6 March until 18 March 2020 at the exhibition titled “Monochrome”. You have been chosen from many remarkable submissions sent from all over the world (competition was very hard indeed)!