Het begin van het paradijs zou zomaar in een vakantiepark in Lochem kunnen liggen. Op deze plek ontmoeten eenzaamheid en samen zijn elkaar.
door Jonah Falke
Het is bloedheet. Ik loop langs een drukke weg, maar kijk goed om me heen, want hier, ergens tussen de velden, schreef de recent overleden schrijver A.L. Snijders zijn oeuvre bij elkaar.
In het paradijs geloof ik niet meer, maar het voormalige receptiegebouw van een vakantiepark aan de rand van Lochem, had het begin kunnen zijn. Oude bomen, twee katten, een hond en Frederike (40) en haar dochter Zarah (18) wachten me op. Alle deuren staan open en Billy Holliday zingt. Frederike zegt dat er veel eenzame mannen op het vakantiepark wonen. Ik aai een kat, maar wordt gewaarschuwd: het beest heeft eens de slagader van de dierenartsassistente doorgekrabd. ‘Dat ging bijna mis. De kat staat daar nu op een zwarte lijst.’ Dat er in het paradijs eenzame mannen en gevaarlijke dieren wonen, verbaast me niet.
Zarah hoorde gisteren pas van mijn komst. ‘Mijn moeder heeft wel vaker mensen uit het boekenvak over de vloer. Soms vind ik dat ongemakkelijk, maar jij bent wel oké, volgens mij.’ Frederike kondigde schrijver Arnon Grunberg eens aan, en zei toen dat ze jaloers was dat hij zo dichtbij anderen komt, door in andere werelden te duiken. ‘Daarom heb ik jou ook uitgenodigd.’ Ik zeg dat Grunberg ook bij mij het besef aanwakkerde dat het verhaal niet alleen thuis te vinden is.
We praten over de psychiatrie. Frederike en ik zouden in een ander leven hulpverlener willen zijn. Dochter Zarah is als kind in aanraking gekomen met jeugdzorg en zal wel hulpverlener worden. Na de zomer begint ze met studeren. Zarah zoekt een kamer in Arnhem. Frederike herkend haar vrijheidsdrang. Ze ging op haar vijftiende uit huis.
‘Ik ben wel blij dat je niet meteen naar de andere kant van het land verhuist.’
‘Als we twee oude dametjes zijn, gaan we toch weer samenwonen, mam?’
‘Ja, zoveel leeftijdsverschil is er ook niet.’
Frederike raakte op haar eenentwintigste per ongeluk zwanger en beviel toen de relatie alweer over was. Op haar zestiende begon ze als boekverkoopster in Lochem, ze werkte er tot een paar maanden terug. Nu werkt ze in boekhandel Praamstra in Deventer. Ze behaalde alleen een basisschooldiploma maar heeft zich de wereld in gelezen.
Tijdens het eten komt A.L. Snijders ter sprake. Frederike was bevriend met hem. Ze spraken en zagen elkaar geregeld. Dat hij er niet meer is, is nog te abstract om iets eenduidigs over te zeggen. ‘Als we rouwen, rouwen we om het verlies van de ander én om het verlies van een deel van onszelf,’ schreef mijn voormalige uitgever, tegenwoordig manager Oscar van Gelderen eens.
Na het eten gaat Zarah op studentenkamers reageren. Ze zegt: ‘Ik wil best soms samen eten met huisgenoten, maar ik vind het ook fijn om alleen te zijn. Ik wil niet ergens wonen waar je steeds bang moet zijn dat er iemand op je deur klopt.’ Frederike en ik lachen instemmend. Frederike heeft überhaupt nog nooit samen gewoond, ikzelf heb een latrelatie. Het zijn – en blijven – van een individu is onvermijdelijk.
We laten de hond uit, maar het beest weigert snel. Ze heeft iets aan haar poot, maar ook veel gevoel voor dramatiek, volgens Frederike. We lopen verder zonder de hond.
Als we het vakantiepark weer naderen, haalt Frederike een dik pak post uit de brievenbus. ‘Al een tijdje niet geleegd.’ Zarah steekt haar hoofd uit het dakraam en zegt: ‘Mam, ik mag op mijn eerste kijkavond komen, bij iemand die Zwaan heet. Bijzondere naam, hè?’ We gaan zitten, drinken koffie, Frederike bladert door de post en dan wordt het stil. Het rouwkaartje van Snijders is aangekomen. Het is alsof zelfs de vogels even stoppen met zingen. Aan jaartallen is niets abstracts.
Als ik in bed lig, komt er een dier aanrennen. Ik ben bang dat de kat me zal bespringen, en bedenk me dat ik één oog wel missen kan. Ik zet me schrap, maar het is de hond. Na een korte inspectie met wat gesnuffel, vertrekt ze weer. Leven is uiteindelijk ook niet meer dan bedenken wat je kunt of moet missen. Na een korte inspectie vertrek je weer, zoals een snuffelende hond of logé dat doet.
Dit artikel verscheen in de Gelerlander op 11 augustus 2021 in het kader van de zomercolumns Jonah logeert | Tekst Jonah Falke en fotografie Peter van Tuijl.