Hij is er kapot van en dat is ook niet zo gek. Een week geleden was z’n broer plotseling overleden. ‘Het was een verkeersongeval’, zegt hij. ’s Ochtends op weg naar z’n werk verloor hij de macht over het stuur. Hij reed rechtdoor over de rotonde, dwars door kademuur, zo de haven in’. De stilte aan het einde van zijn verhaal hangt pijnlijk tussen ons in. Ik weet even niet wat ik zeggen moet.
Voor me op de salontafel ligt een oude bruine leren motorjas met een bijpassende cap. Ik zag ze liggen toen ik binnenkwam. Als een relikwie uit lang verloren tijden liggen ze daar te liggen.
Als hij ademhaalt en zijn verhaal vervolgt knikt hij naar de jas. ‘Die was van m’n vader’, zegt hij en slikt een traan weg. ‘Hij werkte bij de spoorwegen en controleerde elke dag het baanvak op z’n Solex, rijdend langs het spoor. M’n broer woonde nog in het ouderlijk huis’, vervolgt hij. ‘Toen ik bij het opruimen een kast in de slaapkamer opende, hing hij daar, zo goed als nieuw’. Weer valt er een stilte.
Dan kijkt hij me aan. Hij trekt z’n wenkbrauwen op en vraagt: ‘Kan jij er iets mee? Dat ding is veel te groot om te bewaren, maar ik kan er zo moeilijk afstand van doen’.
Dan stel ik voor om het stilleven dat op tafel ligt een plekje aan de muur te geven. In de studio zoeken we het juiste licht en een bijpassende compositie.
Twee weken later heb ik een cadeautje voor hem. De foto van de jas van zijn vader is meer dan een stilleven. Voor hem is het de verbinding met z’n pa en een herinnering aan zijn broer.
Wales is het land van fairytales. De beken fluisteren er Keltische hymnes en op Mount Snowdon woont een tovenaar. Als je het niet gelooft, ga dan maar kijken en neem je camera mee. Want voor fotografen is vooral het bergachtige Noord Wales een paradijs. Oude vuurtorens, vergeten kloosters, kastelen en sprookjesbossen wisselen elkaar af.
Op 30 oktober vertrekken we met zes fotografen van FG Schelfhorst vanuit Rotterdam naar Hull in het VK. In de weken die eraan voorafgaan is het nog een beetje spannend. Want zal de Brexit op het laatste moment roet in het eten gooien? Het blijkt allemaal erg mee te vallen.
De overtocht met P&O Ferries verloopt soepel en onze 9 persoons huur-bus blijkt in het VK ook prima aan de linkerkant van de weg te kunnen rijden. Hoewel de regen en mist bij vlagen voor gefronste voorhoofden zorgt, klaart het zicht op als we de Westkust bereiken. We zoeken en vinden het Talacre Lighthouse, de oudste vuurtoren van Wales, die in het opkomend tij bij lange sluitertijden haar schoonheid aan ons toont. Ook Llundudno Pier, dat net iets zuidelijker ligt, mag er zijn. De grand old lady blijkt aantrekkelijk voor dagjesmensen en voor ons fotografen, wanneer de zon langzaam maar zeker naar de einder zakt.
Na nog een flink uur rijden passeren we Menai Bridge en komen we aan op het schiereiland Angelsey, de parel van Wales. We verblijven er vijf dagen in een prachtige kleine cottage met uitzicht op zee. Als we het haardvuur aansteken en de pastasaus op het vuur staat de pruttelen maken we plannen voor de komende dagen. De weersverwachtingen blijven slecht en we besluiten het geplande bezoek aan Snowdonia met landschapsfotograaf Phil Norton naar de zondag te verplaatsen.
Zaterdagmorgen vroeg rijden we na het ontbijt naar Llanddwyn Island. Het miezert een beetje maar aan de kustlijn klaart het op en zien we dat het blauw wint van de grijze wolken. LLanddwyn Island is een landtong die de ruïne van een oud klooster, twee prachtige monumentale kruizen en een paar vuurtorens herbergt. De wandeling langs de kustlijn en door de heuvels brengt me in gedachten naar het land van Hobbit Bilbo Balings in de fictieve wereld van ‘Midden-Aarde’. Het zijn de bewerkte houtgesneden hekjes en de Keltische tekens die me fascineren. Terwijl ik m’n plaatjes schiet mijmer ik een beetje voor me uit tot ik in de verte m’n groepsgenoten door het wassende water zie waden. De terugweg naar het vaste land is door de snel opkomende vloed afgesneden. De keuze is simpel: óf een nat pak, óf zes uur wachten. Ik kies voor her eerste en sta even later m’n sokken en m’n broek uit te wringen. Ergens heeft zo’n wandeling ook wel iets avontuurlijks. Het werkt op de lachspieren en we zullen het niet gauw vergeten. Na een bezoek aan een moeilijk te vinden scheepswrak keren we huiswaarts en stippelen de route uit naar Snowdonia Nationalpark.
Op zondagmorgen om 06:30u ontmoeten we Phil en zijn collega Raymond McBride. Ze nemen ons mee naar The Lone Tree, een bijna iconisch boompje dat in de rand van het meer van Llyn Padarn staat. Als we in de vochtige duisternis naar onze fotolocatie wandelen merken we dat een groepje van 5 à 6 fotografen ons al voor is. De foto-spot is klein en er is eigenlijk geen ruimte voor ons. Dan gebeurt er iets bijzonders: de locals maken uit zichzelf plaats voor de guests from Holland. ‘We wonen in de buurt’, zeggen ze en geven aan op een later moment wel terug te komen. Ik merk hoe bijzonder gastvrij zo’n gebaar is en vraag me in stilte af of dat in Nederland ook gebeurd zou zijn.
De duisternis wordt schemer en na het blauwe ochtendlicht ontwaakt de zon die de bergen in een warme gouden gloed zet. Met Phil en Ray trekken we die dag het park in.
Phil werkt o.m. als agent voor NISI-filters en geeft ons de kans om met zijn materiaal te oefenen. Verschillende ND- en polaroidfilters worden onder wisselende omstandigheden getest. We fotograferen watervallen met lange sluitertijden en bezoeken de Fairy-glen, een snelstromende beek die zich met veel geweld door een nauwe doorgang wringt. ’s Avonds bij een gezamenlijke maaltijd presenteert Ray een deel van zijn werk. Zijn landschapsfotografie heeft een eigen specifieke stijl. De kleuren zijn vol en warm, meestal geschoten in avondlicht.
Op maandag bezoeken we Penmon Point met z’n karakteristieke vuurtoren en mist-bel die elke 30 seconden en sinister geluid afgeeft. De rotsen aan de kust zijn spekglad en soms vlijmscherp. Het is oppassen geblazen en je moet ervoor zorgen dat je statief stevig staat voor je aan het werk gaat. Vlak in de buurt ligt een dodenakker die het al jaren zonder onderhoud moet stellen. Een bord waarschuwt voor verzakte grafzerken en ingevallen graven. Voorzichtig zoeken we naar interessante beelden. De teksten op de graven verhalen van oorlogen, verdrinkingen en scheepsrampen. Soms voel ik me als fotograaf een voyeur. Dit is zo’n moment. Ik ben onder de indruk van wat ik zie en lees.
De reis brengt ons vervolgens naar Red Wharf Bay, dat bij laag water een prachtig verstild beeld oplevert. Alleen de wolken en de zon zorgen voor een wisselende sfeer, waar je als fotograaf door gegrepen kan worden. Het geluid van de golven en de meeuwen verdwijnen naar de achtergrond als ik m’n plaatjes schiet.
Als laatste rijden we naar Porth Cwyfan een oude abdij waarvan alleen het kerkje gerestaureerd en wel, nog overeind staat. Omgeven door een hoge kademuur, weerkaatsen de witgekalkte wanden het avondlicht. Deze ‘church at the sea’ is een landmark van formaat en wordt door surfers gebruikt als richtpunt. De rotsen aan de voet van het kerkje zijn verraderlijk en scherp. Te lang over de golven scheren kan desastreuse gevolgen hebben. De ervaren brandingsurfers weten dat.
Dinsdag is de dag waarop we onze terugreis beginnen. Nog één keer maken we foto’s van een drooggevallen baai, waarop oude scheepjes in allerlei vormen van ontreddering zijn achtergelaten. Wales leeft met de getijden van de zee. Elk uur is anders en geeft een andere weerspiegeling van het licht. Als we door Snowdonia Nationalpark naar het Noordoosten rijden is het een beetje stil in onze bus. We zijn onder de indruk van de herfstkleuren en nemen maar moeilijk afscheid van dit prachtige land.