AANBIEDING

Philip-Lorca diCorcia

American, b. 1951

Één van mijn favoriete fotografen is Philip-Lorca diCorcia. Zijn meest vroege werk kun je het best rangschikken onder straatfotografie alhoewel ook wel foto’s gingen over ‘dingen’. Ook bij die beelden was hij de regisseur. Later, zo vanaf de eind jaren tachtig, gaf hij zich volledig over aan de enscenering.

De werkelijkheid ensceneren is fotografen niet geheel vreemd. Jeff Wall en Hannah Starkey staan er bijvoorbeeld ook om bekend. Hannah Starkey specialiseerde zich in geënsceneerde omgevingen van vrouwen in stedelijke omgevingen. Overigens uit een recent interview dat ik las is ze nu weer teruggekeerd naar de ‘echte’ werkelijkheid. Voor wie Jeff Wall niet kent hier een aardig -en kort- filmpje over hem en zijn werk ter gelegenheid van zijn expositie in 2013 in het stedelijk in Amsterdam.

© Philip Lorca diCorcia | biedingen op de site van ARTNET auctions

DiCorcia maakte begin jaren negentig de serie “Hustlers” over mannelijke prostituees in Los Angeles die hij fotografeerde en evenveel betaalde als ze anders voor hun diensten vroegen. Het waren niet zomaar ’tegenkom’ foto’s maar nauwkeurig in scene gezet met lichtboxen e.d.. De foto’s hebben een geweldige krachtige uitstraling van echtheid.

Bovengenoemde foto en tekst kwam in mijn mailbox; een aanbieding om de foto te kopen voor het luttele bedrag van 25.000 tot 35.000 dollar. Inmiddels is er een bod van 25.000 dollar uitgebracht. Vandaag 9 juni is de veiling. Nog 6 uur te gaan. Dus grijp uw kans voordat het te laat is. Overigens was de expo in Moma in 1993 maar het boek verscheen pas in 2013. Op dat moment waren alle 66 gefotografeerde personen overleden, de meesten niet ouder dan 45 jaar.

Het werk van diCorcia is opgenomen in o.a. MOMA (New York) en in museum de Pont (Tilburg).

HEIMAT

door Jonah Falke

Er zijn theorieën dat Vincent van Gogh maar een middelmatig schilder was geweest als hij niet naar de zon was vertrokken en in Brabant was gebleven. Daar sluit ik me deels bij aan. De aardappeleters vind ik een benauwd schilderij, vergelijkbaar met De avonden van Reve: het heeft slechts de schoonheid van een raak tijdsdocument. De levenslust sloop in mijn ogen pas in Van Goghs werk toen hij naar elders vertrok. Je verplaatsen – om tot iets anders te komen – lijkt me net zo natuurlijk als de zon die in het oosten opkomt en in het westen ondergaat.

De schilderijen die ik een paar jaar terug elders maakte ontstonden in een donker atelier met tl-licht, zonder daglicht. In Zundert wilde ik juist helder werk maken. Ik koos er daarom voor om hier juist in de zomer te verblijven.

Hoe zijn werk ook veranderde, Van Gogh is nooit helemaal losgekomen van deze geboortegrond. Vlak voor zijn dood, na jarenlang verblijf in wereldsteden, schrijft hij zijn moeder: ‘Ik ben er toch als een boer uit Zundert uit blijven zien. Ik verbeeld me soms ook dat ik zo gevoel en denk. Alleen zijn de boeren van meer nut in de wereld.’

Los van dat ik me verwant voel met Van Gogh vanwege zijn relatieve armoede, zijn geworstel als kunstenaar en zijn werkethiek, schreef ik in 2016 een roman, Bontebrug, over een jongen die het Achterhoekse platteland verruilt voor Amsterdam om schilder te worden. Ook hij komt niet los van zijn heimat en voelt zich in de stad ontheemd en waarschijnlijk meer verwant met de mensen uit het dorp.

Aangezien het schrijven alles overstemt de laatste jaren van mijn leven, leek het me verstandig om het schrijven in Zundert niet te vergeten maar te gebruiken. Elke dag schreef ik, net als Van Gogh aan zijn broer, over het schilderen an sich, het dagelijks leven in Zundert en de chaos in de rest van de wereld.

En, in het atelier schilderde ik portretten van schrijvers die me ontroerd hebben de afgelopen jaren. Wat deze mensen gemeen hebben met Van Gogh is dat ze hun geboortegrond hebben verlaten. Sommige vanwege hun geloof, andere gestuwd door nieuwsgierigheid, maar allen blijven ze zich in hun werk verhouden tot de plek waar ze vandaan komen.

Over Jonah Falke
Jonah Falke (1991) werd geboren in Ulft en studeerde fine art painting aan ArtEZ, Enschede. Hij exposeerde in binnen- en buitenland en maakte als frontman van de band Villa Zeno de plaat Self Made Woman. In 2016 verscheen zijn debuutroman Bontebrug, in 2019 volgde De mooiste vrouw van de wereld. Hij schreef voor Vrij Nederland, See All This, ELLE, HP/De Tijd en VPRO Nooit meer slapen en is vaste columnist bij de Gelderlander en op het Lebowski Blog. In september 2020 verschijnt er een documentaire van Ruut van der Beele over zijn werk en leven. Het slot van de film is zijn verblijf in Zundert. Eind 2020 verschijnt er een boek van alle schilderijen en teksten die hij hier maakte.

FOTOGRAFIE PETER VAN TUIJL

WE ZIJN WIE WE ZIJN

‘we zijn wie we zijn en we doen wat we doen’, dat zong leadzanger en tekstschrijver Thé Lau die, naar menselijke maatstaf veel te jong, in 2015 overleed.

In deze song wordt de vrijheid op een ondubbelzinnige wijze gemarkeerd. Naar mijn idee heeft hij vaak over vrijheid geschreven en gezongen, zowel direct als verwijzend. ‘Iedereen is van de wereld, de wereld is van iedereen’ is ook zo’n prachtige tekst. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat je plaats er een is in relatie tot anderen. Vrijheid in gebondenheid zouden de psychologen als Eric Fromm en Carl Rogers roepen. Ja, ik weet het. Het zijn de klassiekers uit de tijd dat ik nog studeerde. Maar de humanistische psychologie, halverwege de twintigste eeuw, sprak me erg aan. Rekening houden met anderen. Ontwikkelen niet ten koste van anderen maar met anderen. Een ouderwets standpunt misschien, maar voor mij nog steeds geldig.

leren in socios

Overigens ben ik ook in die tijd getroffen door de fenomenologische filosofie. Ik had nog les van de Augustijner monnik en filosoof professor Luijpen. In die filosofie wordt uitgegaan van zowel de directe als de intuïtieve ervaring van observeerbare gebeurtenissen. De interpretatie speelt een belangrijke rol in de werkelijkheid. Hierin zit een soort van parallel met hoe ik de fotografie beleef en derhalve ook met de foto’s die ik maak.

Mijn foto’s zijn de observatie op het netvlies, de beelden die daarbij in de ratio en het hart verschijnen, de interpretatie. Het zou mooi zijn als u hiervan iets terug ziet in dit boekje.

Een film waarin het boekje [mei 2020] wordt doorgebladerd in 9 minuten.

Je kunt ook in het boekje bladeren in je eigen tempo op ISSUU.

imaginaire afstand

distance less more – image more less | © Peter van Tuijl

Afstand wordt voor mij, nu in de Corona tijd, een steeds meer verwarrend begrip. In de trein is anderhalve meter gelijk aan 1.70 meter én 0,50 meter afhankelijk waar jouw medepassagier zit. In de bus van touringcarmaatschappij betekent anderhalve meter 11 passagiers aan boord terwijl onder het anderhalve meter regime in dezelfde bus in het OV 22 passagiers mogen. Bij vliegen snap ik het helemaal niet of het moet zijn dat de beleidsverantwoordelijke de wet van Einstein op een geheel andere manier interpreteren. Een snelheid van paar duizend kilometer per uur is slechts een fractie van de lichtsnelheid. Dus het kan niet anders dat daar de afstand wordt gemeten met commerciële en of economische implicaties. Mijn camera lijkt in deze C-tijd ook aan de malheur mee te doen. Mijn Ricoh lijkt zich weinig gelegen aan de standaard wetmatigheid van dichterbij – groter en verderaf – kleiner. Afgelopen zaterdag maakte ik deze twee foto’s (hierboven) in de expositie ’the future is now’ van de kunstenaar Nam June Paik. Nu is dat zonder meer een verwarrende expositie als het gaat over werkelijkheid en verbeelding. Een expositie die echter zeker de moeite waard is als het gaat om het in verwarring brengen van de ‘echtheid van ons bestaan’. Ik heb er van genoten, net als van de fotografie van Bertien van Manen waar het stedelijk ook ‘vol’ mee hangt. Zeer, zeer de moeite waard en aanbevelingswaardig. Mijn kleine Ricoh leek een beetje mee te gaan in de kunst van Paik en in de chaos van ‘distancing’ te participeren.

afstand houden/hebben/ de zweverigheid van symbolen | © Peter van Tuijl

Afstand krijgt iets zweverig. De Benedictijn Thomas Quartier, professor in de liturgiewetenschap met leerstoelen in Nijmegen, Leuven én Rome, ontmoette ik een week of wat geleden bij van Gogh in Zundert. Hij voerde die dag een dialooggesprek met Jonah Falke, schrijver en schilder, over kunst en geloof in de van Gogh residentie. Het ging over Dylan, Nietzsche, kunst en God en de prof schrijft er een essay over in een monastiek tijdschrift. Een glossy voor monniken en andere gelovigen. ‘Geloven is net als kunst en heeft alles met hier en nu te maken, net als bidden’, was een van zijn uitspraken.

Thomas Quartier (osb) en Jonah Falke voor de schilderijen ‘de twee mannen’ in de van Gogh residentie | © Peter van Tuijl

Ik snap nu beter dat afstand ook iets met geloven te maken heeft, de imaginaire afstand. Afstand als een vermeend fenomeen, denkbeeldig of ingebeeld, een soort van hersenschim die beleidsmakers naar eigen goeddunken, afhankelijk van de belangen, kunnen invullen. Laten we geloven in de toekomst, neem uw afstand in acht en blijf gezond!

De kleine Christo

bos Anholt | 1 juni 2020

Gisteren op een van mijn ‘klassiekers’ in Corona tijd Ulft-Anholt-Ulft, kwam ik hem tegen. Midden in het bos, ‘de kleine Christo’. Het kan bijna geen toeval zijn. In mijn jonge jaren was ik al weg van de kunstenaar die alles wilde inpakken wat groots was.

Het project ‘5600 Cubicmeter Package’ op de wereldvermaarde kunsttentoonstelling de Documenta IV  (1968) in Kassel was zijn eerste project waarvan ik hoorde. Dat was ook de start van mijn bewondering voor zijn conceptuele kunstuitingen. Maar Christo (en  zijn vrouw Jeanne-Claude) waren in mijn ogen ook wetenschappers. Kunst en toegepaste wetenschap vormden de basis voor hun geweldige projecten die jarenlange voorbereiding vergden en soms slechts een week te zien waren alvorens ze het ‘wereldtoneel’ weer verlieten.

Dat ik een enkele dag na zijn overlijden in het bos bij Anholt de kleine Christo ontdekte moet aan het toeval worden toegeschreven. Dit, in omvang, petieterig ‘kunstwerkje’ staat er al even. Mooi te wezen voor wie het wil zien en net als ik een verbinding legt met een niet bestaande bedoeling. Kunst bestaat bij gratie van de ratio; als eerbetoon aan de Christo’s.

[Christo Vladimirov Javacheff | Gabrovo 1935 – New York 31/05/2020]

Corona ook fascinerend

 arts-microbioloog Els in gesprek met Jonah Falke

Met arts-microbioloog Els Denie (36) loop ik door het laboratorium. Je hoort er het bonzen en schudden van de machines die menselijke sappen tot cijfers reduceren. Er heerst een ontspannen sfeer, die doet denken aan een houtwerkplaats, er staat nog net geen radio aan. Maar uiteraard zijn er geen timmermannen in stofjas, slechts laboranten in lange witte jassen die heen en weer schuifelen met reageerbuisjes.

Als Els vertelt kwispelt haar paardenstaart mee. Net als bij een hond is het makkelijk te zien waar zij vrolijk van wordt: praten. Het is mijn ouderwetse misvatting dat een microbioloog de godganse dag door een microscoop naar bacteriën tuurt. Haar werk bestaat voor het grootste deel uit overleggen.

‘Dit zijn voor ons heel interessante maar ook lastige tijden,’ zegt ze opgetogen. ‘Nou ja, het is fascinerend om te zien wat een ziektekiem nou eigenlijk doet.’ Ze verontschuldigt zich bijna. Dat lijkt me onnodig. Agenten zonder boeven zullen zich ook gaan vervelen. ‘Dit is waarom ik mijn vak koos. Hoe snel kun je schakelen bij nood? Dat is wat m’n werk maakt, maar wat nu ook zwaar is. Het is dubbel.’

Dat werk van een arts-microbioloog beslaat het proces van diagnostiek en preventie tot behandeling. ‘Je kijkt op basis van iemands klachten waar een ziektebeeld bij kan passen en welke testen je hiervoor moet inzetten. Ook hou je in de gaten of de testen die je op het laboratorium verricht een betrouwbare uitslag geven. Bij een besmettelijke ziekte kijk je wat voor maatregelen je treft op een afdeling, waar  stel je quarantaine in? Wij hebben daarin een adviserende rol. Voor het hele ziekenhuis maak je een gezamenlijk plan. Van de beveiligers, receptionisten, verpleegkundigen, artsen tot de schoonmakers.’

‘Verschilt je werk erg van normaal?’

‘Dit virus ken je niet. Nu vraagt men: hoe gaat de toekomst eruit zien? Dooft de besmettelijkheid uit? Wordt het een seizoensgriep als influenza? Of moet je de risicogroepen blijven afschermen? Daarnaast is er het gebrek aan beschermingsmaterieel. Je moet creatief zijn in hoe het veilig blijft voor patiënt en medewerker. Los van covid-19 wil je voorkomen dat iemand besmet wordt in een ziekenhuis. Dat zijn basisregels.’

‘Heb je ook een ethische rol?

’Ja, maar we hoeven geen knopen door te hakken. Je hebt eigen waardes die je daarin meeneemt maar risico’s kun je nooit tot nul beperken. Wat erg speelt, en waar je een gevoel over kunt hebben, is dat er nu geen bezoek mag komen. Dat is pittig. De weging tussen omgeving en de patiënt. Als je bepaalde keuzes maakt die moeilijk zijn, is het essentieel om het waarom ervan te blijven uitleggen.’

‘Denk je na over mensen die nu een ‘offer’ brengen?’

‘Zeker, je wordt dokter om iedereen te helpen, maar ons vak brengt ook met zich mee dat je niet altijd elk individu kunt genezen. Voor dit virus bestaat er momenteel geen behandeling, je kunt enkel ondersteuning geven, zoals bijvoorbeeld zuurstof. Die worsteling is voor de mensen die aan het bed staan, of wanneer je als naaste thuis zit, nog veel groter.’

We lopen naar de corona-afdeling. Eindelijk, zou ik haast willen zeggen. Ik kom al weken in ziekenhuizen voor deze reportages maar ik ben niet eerder op deze afdeling geweest. Maar de werkelijkheid tempert mijn wilde fantasieën over zo’n afdeling: de receptioniste zit er achter plexiglas, op de grond ligt een afzetlint, er hangt een A4tje met ‘LET OP CORONA: personeel omkleden,’ en aan het eind van de gang lopen mensen gehuld in beschermingspakken, ze kijken me schichtig aan, je hoort hun pakken ritselen. Naast me staat een schaars gevulde kast met beschermingsmiddelen. Droog zegt de receptioniste: ‘We gaan weer ombouwen, Els.’ Dat is goed nieuws. Els legt uit dat het betekent dat er meer kamers voor regulieren patiënten vrij gemaakt kunnen worden. Het rode afzetlint zal naar achter schuiven. Het besmette gebied wordt kleiner. ‘Maar we weten nu ook hoe je snel opschaalt,’ zegt Els. Alles wordt berekend, voorzien en uitgedacht hier, maar als ze wegloopt kijk ik haar na en haar paardenstaart kwispelt speels in de lucht. Dit lijkt het enige oncontroleerbare aan haar te zijn.

Dit was de laatste coronakroniek van schrijver/columnist Jonah Falke in de Gelderlander. Deze kroniek verscheen op zaterdag 23 mei 2020.

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl

Niets spectaculairs aan

zegt Moniek, laborante aan het SKB in Winterswijk

Coronakroniek door Jonah Falke

Bijna overal waar ik kom ben ik een zelfverkozen buitenstaander. Iemand die vertrekt voor het té gezellig wordt. Toch heb ik een zwak voor kleine hotels en vliegvelden. In zo’n hotel is de portier vaak niet te beroerd om een praatje te maken en op een klein vliegveld lacht de douanebeambte nog weleens naar je. Vandaag bezocht ik het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk en kwam ik erachter dat dit ook voor een klein ziekenhuis geldt: het blijkt geen fabriek te zijn en de patiënt geen nummer. Het is een plek waar het minder opvalt dat je een buitenstaander bent. Althans voor even.  

Moniek en de Winterswijkse Piet Mondriaan | © Peter van Tuijl

Bij de ingang trof ik röntgenlaborant Moniek en ze keek me aan alsof ze me al heel lang verwachtte. Het was haar vrije dag maar ze had snel haar werkkleding aangetrokken, om zich van de patiënten of bezoekers te onderscheiden.

‘In een groot ziekenhuis is iedereen verantwoordelijk voor een klein onderdeel van het geheel. Het voordeel van het Koningin Beatrix Ziekenhuis is dat je van heel veel iets weet,’ zei Moniek. ‘We doen alles met dertig mensen op de röntgenafdeling, die breed inzetbaar zijn.’ Het klonk als een familiebedrijf. Toen ik vroeg hoe ze hier terecht kwam zei ze dan ook: ‘Een tante van mij werkte hier en zei: “Is dat ook niks voor jou?”’

Ter illustratie van het ‘familiebedrijf’-gevoel vertelde ze over een anesthesist van de OK die op de IC werd ingezet. ‘Dat lijkt lastig, IC-medewerkers weten wat ze aan elkaar hebben, maar zij zei: “Die sfeer daar is zo fijn, ook al werk ik er niet. Je bent zo ingewerkt en voelt echt de meerwaarde van dat je er staat.’ Over het algemeen zijn het rustige dagen voor Moniek. ‘We zitten op vijftig procent van onze ziekenhuiscapaciteit.’ Zoals altijd bestaat haar werk ook nu uit het maken van MRI- en CT-scans en het doen van borstonderzoek. ‘De wachttijd is korter omdat er minder patiënten naar het ziekenhuis komen. We kunnen daardoor sneller mensen helpen, dat is een klein gunstig bijeffect.’

De nieuwe machine waarvoor een aparte unit in het SKB is gebouwd.
Over een paar weken wordt de o.a. door Moniek in gebruik genomen | © Peter van Tuijl

Om een coronadiagnose te bevestigen moet er een foto gemaakt worden. ‘Dan hijs ik me in zo’n beschermingspak en ga ik er met het röntgenapparaat naartoe. Het enige hectisch moment is als de patiënt verslechterd, dan moet de patiënt opgehaald worden en maken we een scan. Alle gangen moeten dan vrij zijn in verband met het vervoer van de patiënt.’ Afstand houden lukt niet altijd tijdens het werk. ‘Als je reguliere patiënten ophaalt uit de wachtkamer zeggen ze: “Ik ga je geen hand geven, hoor.” Maar als je het onderzoek uitvoert laten ze het allemaal gebeuren. Soms moet ik ze even aanraken.’

Ik knikte en dacht: leven is je eraan overgeven, aangeraakt en misschien zelf vies worden. Voor de zekerheid vroeg ik of ze bang voor besmetting is. ‘Mijn eigen angst wordt minder, gewoner. Doordat je merkt dat je niet ziek wordt. Maar de angst om besmet te worden neemt toch ook af als je in een supermarkt komt?’

© Peter van Tuijl

Ze stelde voor om me nog even de verbouwing van de röntgenafdeling te laten zien, die nu aan de gang is. We liepen om het ziekenhuis heen. In de verte hoorde je een cirkelzaag en piepte een vrachtwagen die achteruit reed. Straks komt hier een gebouw waar PET-scans plaats zullen vinden, vertelde ze luchtig: ‘Je bindt radioactieve stof aan een eiwit en waar een tumor zit wordt het eiwit meer ingebouwd. De scan kijkt waar die stof zit. Als je die radioactieve vloeistof krijgt ingediend, moet je vier uur stilliggen, daarom komen er kamertjes om de scanner heen waar mensen een bed krijgen.’ Zowel die scanner zelf als dat hij uit deze rommelige bouwplaats zal worden opgetrokken klonk futuristisch, maar Moniek leek zich nergens over te verbazen. Tot slot zei ze dat ze morgen weer een nachtdienst zou draaien: ‘Soms zit je hele nachten te wachten tot er iets gebeurt.’ Als Moniek zoiets zegt klinkt het wachten op het onheil haast aanlokkelijk. Ze maakte alles onspectaculair en dát vond ik bijzonder. Zoals het orkestje op de Titanic vrolijk en kalm doorspeelde alsof er niks aan de hand was terwijl er een ijsberg naderde.  

Publicatie in de Gelderlander 11 mei 2020

Niet bang

Verpleegkundigen specialisten Inge en Trudy palliatieve zorg | © Peter van Tuijl

Als je bang bent, kun je hier niet werken!

We nemen plaats op een bankje tussen de mensen die op een taxi wachten. ‘Onze komst betekende vroeger altijd slecht nieuws, maar momenteel is dat anders,’ zegt Inge en Trudy knikt. Alle medewerkers prijzen de ongekende saamhorigheid op de werkvloer, maar nu zie ik die met eigen ogen: als zussen vullen verpleegkundig specialisten en palliatief medewerkers Inge en Trudy elkaar natuurlijk aan. In hun werk geven ze het einde een gezicht dat niet afschrikwekkend maar vriendelijk is.

‘Het is belangrijk dat we goed aangekondigd worden. Tegenwoordig zijn we het ondersteunend én palliatief team,’ zegt Trudy. ‘Dat heeft met de grilligheid van corona te maken. Soms krabbelt iemand op, en overlijd dan toch nog onverwachts. Of we zien herstel bij iemand die uitzichtloos ziek leek. We herkennen geen patronen.’

Nabestaanden zijn niet te vervangen, maar door de veiligheidsvoorschriften staan ze noodgedwongen het dichtst bij. ‘Maar we zijn erg begrensd,’ zegt Inge. ‘Beeldbellen is fijn maar dat is wat anders dan elkaar zien en niks hoeven te zeggen. Door al die bescherming hebben we alleen ogen om te communiceren, dat is allemaal inhumaan, maar binnen de grenzen doe je wat je kunt, dat is de uitdaging. Deze crisis geeft een nieuwe dynamiek en dat maakt ons vak interessant. Er ontstaat veel reuring, dat leidt ook naar nieuwe, mooie, ontwikkelingen.’

Trudy: ‘We zien bijzondere mensen en horen hun verhalen. Iedereen heeft een verhaal en daar staat geeft dat altijd betekenis. Er wordt ook veel gelachen met elkaar. Zelfspot is belangrijk. Ook bij patiënten. Dat legt de nadruk op het leven dat er nog is. Humor is een verpleegkundige interventie.’ Wat die ‘betekenis’ van aan het bed staan precies is, laat ik graag in het midden. Net als humor moet je het niet willen uitleggen. Je zou slechts kunnen zeggen dat leven een wrange grap is.

Inge begint breeduit te glimlachen als ik vraag waarom ze dit werk wilde doen. ‘Ik ben jong mijn moeder verloren, ik zag wat goede begeleiding doet, hoe je afscheid kán nemen. Als het sterven menswaardig gebeurt, dan gaan wij fijn naar huis.’ Toch blijft deze situatie ongekend. ‘Als het stof rond corona straks gedaald is dan zien we pas zien wat het echt gaat betekenen,’ zegt Trudy. ‘We krijgen een hele nieuwe generatie met een trauma. Het treft hele gezinnen, dat is ook anders nu. Eerder was iemand ziek en stonden de naasten nabij. Nu heb je nabestaanden die niet bij het sterven waren, of de angst van naasten als ze wel op bezoek mogen komen. Los van de IC, op de covid-afdeling krijgen mensen net zo’n trauma. Zoals we het in de maatschappij doen met alle regels, is echt nodig, soms denk ik weleens men zou moeten zien hoe verschrikkelijk deze ziekte is. Dan zou je de regels met gemak volhouden.’ Maar geleidt door angst worden ze niet. ‘Als je bang bent kun je hier niet werken. En dit is ons werk, dit is wat we heel goed kunnen,’ zegt Trudy.

Toch vermoedt ze wel een weerslag op de medewerkers: ‘Je moet met z’n allen op de been blijven. In de crisis kun je best denken, hop aanpakken, maar we zijn al vijf weken onderweg en dit duurt nog even. Naar de medewerkers in het ziekenhuis hebben wij ook een ondersteunende rol. Met dit collectieve trauma zullen we wat moeten maar nu staan we nog middenin de acute fase. Er gaan mensen vastlopen, dat kun je al aanvoelen.’ Ik vraag naar het gevaar van zorgverlening, dat je altijd anderen helpt maar jezelf vergeet. ‘De balans vind ik door thuis te komen, het erover te hebben met mijn lief, dat is genoeg,’ zegt Trudy en Inge vult aan: ‘Of met de kinderen spelen, hun vieze broek verschonen.’ Als we het ziekenhuis inlopen voor een foto spreekt een wachtende mevrouw Trudy aan. Ze buigt naar de vrouw en zegt: ‘Zo zien we elkaar weer. Zit je lekker in het zonnetje?’ ‘Ja, fijn voor ik op gehaald wordt.’ ‘Geniet ervan en we zien elkaar.’ ‘Ja,’ lacht de vrouw. ‘Dat zeker.’ Door wie ze opgehaald wordt en ze een naaste, patiënt of nabestaande is, blijft onduidelijk.

Inge kijkt in de lens en zegt glimlachend tegen de fotograaf ‘We doen het écht samen hier. Zet ons alsjeblieft niet als engelen of helden neer want dat zijn we niet.’  

Tekst Jonah Falke | fotografie Peter van Tuijl

Dit artikel is verschenen als Cornakroniek in de Gelderlander van 7 mei 2020

WERK: bieden van hulp

maar nu even niet !

Aan het eind van de middagpauze komen er dokters en zusters al pratend uit de natuur rondom het ziekenhuis. Een dokter heeft een verrekijker in zijn hand en zegt: ‘Er valt genoeg te spotten hier.’

Ergotherapeut Marion Straten toont het gebruik van de ergo-bezem | © Peter van Tuijl

Ook de kleine maar kwieke ergotherapeut Marion is een vogelliefhebber. Met haar Wijchens accent zegt ze: ‘Laatst zat er een specht in mijn tuin, toen was mijn dag weer goed. Kom je mee? De pruimenboom in onze ergotherapie-tuin staat in bloei.’ Ik volg gedwee. De pruimenboom is jong en er valt geen pruim in te bespeuren. Marion demonstreert een aangepaste bezem, met een gebogen steel, om je schouders te ontlasten. ‘Ik heb hem zelf ook.’ Ze is zo enthousiast, noemt meermaals de prijs, dat ik me sterk afvraag of ze aandelen in het bedrijf heeft.

Ze vertelt dat haar werk bestaat uit het aanbieden van hulp, aanpassingen of trainingen bij alle dagelijkse handelingen. ‘De meeste mensen beginnen te huilen bij de intake. We vragen: wat lukt niet en wat is belangrijk voor je? Bij mij gaat functionaliteit boven alles. Ik heb het mooiste werk van de wereld. 80% bestaat uit poliklinische behandelingen, maar dat mag al weken niet. We doen nu zoveel mogelijk telefonisch. Maar als dit straks afgelopen is, gaan we met volle vaart vooruit.’

Marion’s werk mag dan het maakbaarheidsideaal belichamen, zo kijkt ze niet tegen het leven aan. Haar menselijke tegenstrijdigheden doen me deugd. Ze zegt: ‘Persoonlijk denk ik dat corona voor sommigen misschien ook positief kan uitvallen. We leven in een tijd leven waar alles maar kan. Nu worden we teruggeworpen en zien we dat het ook zijn einde heeft en je moet nagaan of alles wel zo maakbaar is als gedacht.’

‘Is het makkelijker voor jou omdat je meer geconfronteerd wordt met verval?’

‘Nee, dat is persoonlijk. Ik ben heel fatalistisch. Ik denk als het mijn tijd is, dan ga ik.’ Ze zegt het vrolijk. ‘Ik reis heel graag maar of mijn vliegtuig nou neerstort of dat iemand de macht over het stuur verliest en me aanrijdt? Vandaag is er ook weer een mevrouw die gewoon op straat liep binnengebracht. Hoeveel mensen worden niet aangereden? Of toen dat vliegtuig in de Bijlmerflat vloog? Dan denk je dat je veilig thuiszit.’

‘Het is nergens veilig?’

‘Als het je tijd is, ga je.’

‘Ben je religieus?

‘Misschien, ik geloof wel in iets basaals als een god of een energie. Ik geniet gewoon in de tussentijd, zolang het kan. Ik was jong toen mijn moeder overleed. En door het werken in een verpleeghuis leerde ik dat mensen vaak denken: na mijn pensioen ga ik leven, maar dat haalden ze niet.’

Zij die het noodlot kunnen omarmen komen doorgaans vrijer, zo dan niet gelukkiger over, dan die zich krampachtig proberen te wapenen. Het is dezelfde vrijheid als [die van] alcoholisten die slordig met hun tijd en gezondheid omgaan in cafés, of de blinde zekerheid van gelovigen. In Knack schreef Saskia de Coster in een essay: ‘Wij vertrouwen ons lot niet meer toe aan een god of de goden die zullen beslissen of wij mogen leven of niet, maar wij willen zelf zo resoluut en daadkrachtig verzet bieden tegen het virus. In onze reacties zijn we sterk gedreven door controledwang en de keerzijde daarvan, angst voor het verlies van controle.’

Van die angst heeft Marion weinig last. Ze hoop dat alles snel weer opengaat. ‘We moeten toch immuun worden.’ Bovendien heeft ze veel reizen gepland. ‘De hele wereld trekt mij. Thuis ben ik heel knieperig: ik rij een oude auto en kleren boeien me niet, maar op reis heb ik dat niet. Door te reizen leer je Nederland ook beter waarderen. Sommige mensen lopen te zeuren over alle regels hier, maar de staat zorgt voor ons.’

Ironisch genoeg gaat haar eerstvolgende reis naar Columbia, waar onlangs ‘voedselrellen’ uitbraken omdat toezegde voedselpakketten niet arriveerden en in een gevangenis vielen er 23 doden door onrust. 

Tegen het noodlot kun je je niet beschermen maar de staat lijkt in de tussentijd een poging te doen om zijn burgers het gevoel van veilig te bieden, in dit deel van de wereld althans. Zonder cynisme wens ik haar veel plezier in Colombia en dan laat ik deze jaloersmakend vrolijke fatalist achter in Winterswijk bij de bloeiende pruimenboom.

door Jonah Falke | verschenen in de Gelderlander 27 april 2020

Geen 1-aprilgrap

Want op die datum kreeg ik een mailtje van Linda. Ze schreef: “Zojuist kwam ik op je website terecht en ik ben erg enthousiast om een samenwerking te starten. Wat een prachtige site heb je!”. Linda is Linda van de Fotofabriek, een van de vele online Fotoservices die Nederland rijk is. Ze stelde me voor om een hardcover fotoboek te maken en daarover, als een soort van tegenprestatie, in een blog te rapporteren. Ik schreef haar terug dat ik sinds een jaar of drie mijn kleine-oplage-fotoboeken naar volle tevredenheid laat drukken bij Drukwerknodig. Fotofabriek en Drukwerknodig zijn ‘afdelingen’ van drukkerij Russellprint. Overigens valt daar ook de afdeling Studentendrukwerk onder, waar de vele studenten in Groningen, de thuisbasis van Russellprint, hun scripties laten drukken.

Ik heb Linda een mailtje teruggestuurd dat ik een gratis fotoboek niet aan mijn deur voorbij kon laten gaan onder voorwaarde van mijn onafhankelijkheid in het te geven oordeel.

Gisteren viel het boek door mijn brievenbus. Hardcover glanzende omslag, in het formaat A4 liggend met een binnenwerk van 24 pagina’s mat papier en aan het begin en het einde van het boek zwarte schutbladen. Precies zoals ik het had aangevraagd waarbij het mat papier, ook wat dikker dan het standaardpapier, en de zwarte schutbladen opties zijn. Bij de bestelling van een boek kun je voor verschillende extra’s kiezen een dus aanpassen aan je persoonlijke voorkeur.

Het aanleveren van het boek kan door het uploaden van een Pdf-bestand of door gebruik te maken van het softwarepakket van de Fotofabriek. Ik maak nogal wat boeken, voor mezelf en anderen, en werk daarbij met het opmaakprogramma Adobe InDesign. Ook dit boek heb ik daarmee opgemaakt, maar vanwege de test heb ik ook een aantal pagina’s opgemaakt met het softwarepakket van de Fotofabriek. Dat is een gebruikersvriendelijk programma waarin alle gangbare boekontwerpen toegepast kunnen worden. Vergelijkbaar met de softwarepakketten van andere fotoboekdrukkers zoals o.a. Blurb, Albelli of CEWE.

Het boek ligt voor me. Het valt op dat het boek prima openklapt. Het is slim gebonden, zelfs zo’n redelijk dun boekje met 24 pagina’s ligt bijna vlak. Ik kan het gemakkelijk vlak duwen zonder dat het stuk gaat. Natuurlijk is het geen vlakliggend fotoboek (overigens kunnen ze die wel leveren) die vaak gemaakt worden als er (veel) spreads in staan.

Over het papier ben ik erg te spreken. De foto’s hebben een mooie matte uitstraling en dat geldt ook voor de door mij gekozen de witte rand eromheen. De scherpte van het beeld is echt heel goed. Bij veel fotoboeken zie ik dat vaak de rode kleurtoon overheerst of dat ‘de digitale’ verzadiging te veel is. Maar in dit boek vind ik de kleuren uitstekend!

Mijn algemene oordeel is dat de Fotofabriek mij een kwalitatief goed fotoboek heeft geleverd. Goede bindwijze en prima drukwerk waarin de scherpte optimaal is en natuurgetrouwe kleuren. Fotofabriek hanteert een prijsstelling die zeker kan concurreren met andere fotoboekleveranciers (ik heb drie andere vergeleken met Fotofabriek).

Neem desgewenst een kijkje op de website van de Fotofabriek

Klik hier als je de inhoud van het boek wilt inkijken.

Nieuw boek OLD STUFF

KLIK HIER voor als je het boek wilt bekijken op ISSUU.COM

Nu, in een tijd van meer binnen zitten, en social distancing vanwege de coronacrisis, heb ik een aantal oude ‘harddisks’ op mijn PC aangesloten. Ik heb naar werk gezocht uit de periode van pakweg 2009 tot 2017. Foto’s van toen, met een glimp van het leven nu.

Als fotograaf ben ik gek op momenten uit de werkelijkheid die mij, -en hopelijk ook anderen-, verbinden met datgene wat er feitelijk is maar ook met de mentale betekenis die je eraan kunt geven. Een waarneming is niet absoluut, niet op het moment van de opname, maar zeker niet na een aantal jaren. Dat was ook wel de charme van een deel van mijn archief doorspitten. Opnieuw beelden in een boek plaatsen die mezelf en wellicht anderen weer inspireren om een nieuwe, eigen of andere betekenis te geven aan de ‘oude’ werkelijkheid.

VEEL GELEERD !

Coronakroniek deel 5 door Jonah Falke

Op de verlaten parkeerplaats voor het ziekenhuis is een helikopterlandingsbaan geïmproviseerd. Midden op die landingsbaan wacht longarts Frank Hermens me op. Ik heb net gerookt, ik hoop dat hij mijn adem niet ruikt. De lucht is strak blauw, vrij van vliegtuigstrepen en er is geen helikopter in aantocht. Een stel bewakers maakt een praatje met ons en slentert weer weg. Slechts een enkeling loopt naar de huisartsenpost en komt buiten met een doosje medicijnen. Eén van de bezoeker draagt klompen, een ander vind het nodig om onverstaanbare klanken te schreeuwen. Het galmt kort over het lege terrein en dan keert de rust weer terug.

Jonah Falke interviewt longarts Frank Hermens op ruim anderhalve meter | © Peter van Tuijl

Frank draagt vrijetijdskleding en eet een appel. Zijn dagen zijn lang en de nachten kort maar dat staat zijn optimisme niet in de weg. ‘Ik ben net naar de kapper geweest,’ zegt hij al strijkend over zijn schedel. ‘Heeft mijn dochter van acht met een tondeuse gedaan. Is het wat?’ Maar dan serieuzer: ‘Ik wil je een positief verhaal vertellen. Als arts leer je om je niks van de waan van de dag aan te trekken, dat doet geen van mijn collega’s, al die praatprogramma’s vol professoren en deskundigen? Teveel meningen en teveel belangen. Voor mij geldt alleen de dagelijkse realiteit van de werkvloer. De patiënt.’ Hij gelooft in de wijsheid van de beroepspraktijk, en daar sluit ik me volledig bij aan. Theorie is leuk maar uiteindelijk gaat het om de praktijk. 

‘Als artsen hebben we zoveel geleerd in deze periode, dingen waar je vroeger over zou vergaderen. Razendsnel wordt er kennis gedeeld onder doctoren van alle ziekenhuizen. Met vroeger bedoel ik drie weken geleden hè? Corona presenteert zich heel anders dan we gewend zijn van andere virusinfecties. Mensen hebben een enorm zuurstoftekort, zonder dat ze het zelf doorhebben, heel vreemd. De snelheid waarmee bepaalde dingen kunnen veranderen nu, die hoop ik echt mee te kunnen nemen naar de toekomst. Alles wordt efficiënt en de samenhorigheid op de werkvloer is gigantisch.’

De vrouw van Frank werkt ook in het ziekenhuis maar hun kinderen gaan niet naar de kinderopvang. ‘Dan zit mijn dochtertje ochtend ’s netjes aan tafel met haar paardenstaart en zegt: eerst ga ik een uur rekenen, en dan neem ik een kwartier pauze en dan ga ik weer verder. Wauw. Ze snapt de situatie niet helemaal natuurlijk, maar ook zij helpt ons zo goed mogelijk. Dat vind ik ontroerend. Maar het gebeurt ook dat als ik bij de patiënten aan het bed sta, ze me 20 keer belt, ik me omkleed en haar terugbel. Huilend vertelde ze laatst dat er een vaas was omgevallen, en dat er overal glas en water lag en dat de hond erbij stond. Dat ruim ik dan later wel op.’ Ontroering maakt bij Frank snel plaats voor opgewektheid. Misschien doet hij in zijn werk niet anders. Hij neemt de laatste hap van de appel en praat met het klokhuis in zijn hand.

Frank zou me graag meenemen de corona-afdeling op en een beschermingspak laten aantrekken, om me aan ‘de echte helden,’ de verpleegkundigen, voor te stellen, maar het ziekenhuisbeleid is streng. Aan de fotograaf stelt hij voor om de verpleegkundigen voor een raam te laten staan van de afdeling. Hij belt een verpleegkundige en zegt: ‘Kan dat? Dit is een bevel van de dokter,’ waarna hij naar mij knipoogt. Braaf verschijnen ze een voor een voor het raam en zwaaien naar ons. ‘Het zijn allemaal schatten. Een van hen is palliatief verpleegkundige. Ze doet er alles aan om het aangenaam te maken voor de mensen die snel zullen sterven. Je kunt het zo gek niet bedenken wat er geregeld kan worden als laatste wens: een hond aan het bed, of een priester. En toen er een moslim wilde bidden hielp ze zoeken naar het Oosten op haar telefoon.’

alle foto’s Peter van Tuijl

Tot slot vraag ik hem naar de secundaire slachtoffers, de mensen die thuiszitten, ziek en daarom bang zijn of verzuipen in schulden. ‘Ik ben blij dat mensen alvast over de toekomst nadenken, maar daar kom ik nu niet aan toe.’ 

Dan kijkt hij op zijn horloge en zegt te moeten gaan. Met opgeheven kin loopt Frank het parkeerterrein af en gooit het klokhuis soepel in een lege stalen prullenbak. Het galmt, en ik realiseer me dat iemands optimisme verpletterender kan zijn dan ellende.

Deze 5e coronakroniek van schrijver / kunstenaar Jonah Falke verscheen maandag 20 april in de Gelderlander.

Alicante of Rundumhausen

Nog ver voordat ons trof wat ons treft had ik een aardig appartementje in Alicante geboekt om daar tijdens de Goede Week te zijn. Begin maart kriebelde het nog maar een goede week later was dat snel passé en was de trip geannuleerd.

Sindsdien treft ons het intelligent thuisblijven met af en toe een frisse neus. Ik wandel of fiets dagelijks wat in de buurt. Enkele weken geleden trotseerde ik nog de Duitse grens en maakte ik uitstapjes naar Emmerich en Wezel.

Emmerich just before the border corridor | © all pictures Peter van Tuijl
Wezel also before the border corridor

Nu is de reikwijdte letterlijk verder ingeperkt tot slechts een straal van pakweg 8 kilometers. Dus ik beweeg me al een poosje op de diagonaal van de leegte.

de diagonaal van de leegte

De diagonaal van de leegte is een complex element. In een veelhoek kun je afhankelijk van het aantal hoekpunten twee of meer diagonalen trekken. In bijvoorbeeld een rechthoek of vierhoek twee, maar in een tienhoek al  35 en als we er echt een schepje bovenop doen -in bijvoorbeeld een honderdhoek- dan heb er al bijna vijfduizend. De veelhoek die bijna overgaat in de cirkel zijn er bijna oneindig veel diagonalen. Maar ‘op-het-moment’ dat de veelhoek een cirkel wordt is er geen enkele diagonaal meer. Daar waar oneindig en nul naast elkaar bestaan is er leegte.

letters, words and stripes – Emmerich

Ook nu in deze tijd lijken uitersten naast elkaar te bestaan. Virologen werken zich te pletter om het virus te doorgronden, de artsen en verpleegkundigen om het verschil te maken tussen leven en niet-leven en wij houden afstand van anderhalve meter van anderen, zelfs van onze buren en familieleden. Ik maak nu foto’s die weinig van doen hebben met de fotografie die ik normaliter ‘bedrijf’ maar veel meer van doen hebben met het fenomeen van de leegte. De stilte van het landschap, het voelen van het licht of het tastbaar maken van een schaduw. Rondom het huis in het oneindige van de leegte, maar ook daar voel ik me wel bij. Hopelijk gaat het u en de uwen in deze vreemde tijd nog steeds goed! Dat wens ik u in ieder geval van harte toe!

the virtual tree just at the Dutch boarder
the diagonal of the void, Dinxperlo

DOEN WAT WE KUNNEN

JUIST IN DEZE TIJD !

coronakroniek door Jonah Falke

oncoloog Koen Reijnders | © Peter van Tuijl

Reijnders zegt dat hij tot ‘loopjongen’ is verworden. Sommige mensen worden nooit ‘oud.’ Reijnders heeft iets jongensachtigs als hij spreekt. ‘De ene helft van de medewerkers werkt keihard, zij hebben verstand van corona, wij doen wat we kunnen om ze te ontzien.’

We staan bij de ingang van de spoedeisende hulp naast een partytent. Het is een triage-tent geworden waar de covid-verdachten zich melden. Een bewaker houdt een oogje in het zeil, verpleegkundigen in beschermende kleding lopen af en aan. ‘Een soldaat vecht en ik zorg,’ zegt chirurg en oncoloog Koen Reijnders opgewekt. ‘Ik denk er niet over na. Dat is iets natuurlijks.’

We gaan het ziekenhuis in. ‘Er is geen dronkenlap met een gat in z’n kop nu. Die bestaan niet meer en dat is heel raar hoor,’ zegt hij zacht en verwonderd. Dan begint hij te lachen. ‘Het mooie van dit alles is dat het niet over concurrentie gaat. Iedereen doet een stap terug of opzij, dat creëert samenhorigheid. Je komt er weer achter waarom je dit werk wilde doen.’

De gangen zijn verlaten maar achter de deuren, die met afzetlint zijn beplakt, gebeurt het allemaal. De onheilspellende stilte in het oog van een orkaan. ‘Dit is mijn poli, normaal zit het hier helemaal vol.’ Er is niemand. Ik vraag hoe lang die stilte nog kan duren. ‘Uiteindelijk is corona een ziekte waar 90% van de mensen bijna geen last van heeft. Van de mensen die ernstig ziek worden overleeft de helft het niet. Voor een relatief kleine groep mensen zet je de hele wereld stil. Terwijl de secundaire patiënten langzaam allemaal slechter worden. Denk aan vaat of kanker patiënten. Als je niet vastloopt op je ziekte, moet je drie maanden wachten, en daar word je heel zenuwachtig van. Ik ben de hele dag aan het bellen met patiënten om ze gerust te stellen. Gelukkig kan ik nog borst en darmkanker operaties uitvoeren, maar dat is het dan ook. Op een gegeven moment gaan mensen het niet meer accepteren, zowel patiënten als professionals.’

We lopen verder en komen snel tot de kern van zijn beroep: ‘De politiek zegt: Wie moet dan beslissen wie er wel of niet behandeld wordt?” Ik kan u vertellen, dat is mijn werk. Ik voer wekelijks zulke gesprekken. Dat is niet omdat wij God spelen maar omdat wij rationeel willen zijn in wat je iemand nog wilt aandoen. Als een behandeling niet baat, moet je hem niet uitvoeren. Ik ben gek op dat systeem en valse hoop haat ik. Dat klinkt misschien hard, maar zo bedoel ik het vooral niet. Ik ben dit gaan doen omdat ik hou van mensen, maar juist omdat je van ze houdt moet je tegen een ernstig zieke vrouw van negentig kunnen zeggen: geef uw familie een knuffel en ga lekker naar huis, want deze behandeling is een brug te ver voor u. Het gaat om zelfbeschikking en compassie. Maar ik denk dat we net onder zo’n piek door zullen zeilen. Maar wie ben ik,’ zegt hij lachend. ‘Een domme chirurg. Het is mijn wens.’

In een lege gang doemt er een meisje van een jaar of zes op. Ze heeft vuurrood haar en kijkt verloren. Maar ze is niet verdwaald, om de hoek zit haar vader. Reijnders groet ze glimlachend en loopt dan verder.

In een kantoortje tref ik een collega van Reijnders, chirurg Ton van Engelenburg. We spreken verder over de gevolgen voor secundaire patiënten. Hij zegt: ‘Ik ben net een bezig geweest met het inroosteren van een jonge patiënt. Hij heeft een tia gehad en moet een halsslagader-operatie hebben, die kon er niet in, want de patiënt moet daarna naar de IC. Maar als we die niet doen, krijgt hij straks een beroerte, dat wil je niet. Gelukkig kon hij toch geopereerd worden; er was nog één plek vrij op de IC.’

Op weg naar de uitgang vraag ik Reijnders wat hij zo mooi vind aan zijn werk: ‘Je moet niet overdrijven, meehuilen, maar wel laten zien dat het je echt wat doet, anders zit je in de verkeerde business. Waarom krijgt de ene iets wel en de andere het niet? Dat is veelal pech. En zulke mensen wil ik verzorgen.’

De relativering en rust die ik hoopte aan te treffen, vond ik. Dit ziekenhuis is dé plek voor medemenselijkheid maar het is geen plaats van valse hoop. De mensheid is niet te redden, maar de mens an sich soms wel voor een tijdje.  

de ingang van de triagetent | © Peter van Tuijl

Dit artikel verscheen 14 april in de Gelderlander.

Tekst Jonah Falke | Fotografie Peter van Tuijl