In het kader van een expositie met een aantal fotografen ergens in 2026, ga ik op zoek naar de schemer.
Schemer wordt in de fotografie vaak visueel benaderd, het blauwe uurtje, nachtfotografie met de maan als natuurlijke lichtbron of juist de lantaarnpaal om de hoek. Schemer krijgt betekenis in het spel van licht en donker, tussen schaduw en licht. Niks mis mee en het kan zeker hele fraaie platen opleveren. Maar meer dan de visuele benadering trekt me het metaforische als betekenisgever. Schemer als de staat van onzekerheid, schemer als een ’tussentoestand’ waarin de mens, dier of ding verkeert. Schemer als een kantelpunt waarbij er aandacht is voor het mentale en fysieke van de mens. Zo komen begrippen naar boven als kwetsbaarheid, het verlangen naar het onbekende of het spirituele in het leven vangen. Het zijn vage begrippen die zeker verder uitgediept moeten worden en in tastbare thema’s, zowel inhoudelijk als visueel. Onderzoek dus.
In de eerste verkenning kom ik terecht bij Todd Hido.

Hido is een fotograaf die schemer in zijn fotografie zowel visueel als metaforisch aan de orde stelt. Een quote van hem is ‘I photograph like I remeber’. De huizen en woongemeenschappen in avondlicht, waarbij het omfloerste avondlicht bijdraagt aan een onbepaalde en enigszins mysterieuze sfeer. Maar ook in zijn interieurfoto’s en portretten (vaak in lege interieurs) is er een onbestemdheid aanwezig die meer te maken heeft met het gevoel of de emotie dan met de visuele invulling. Als zodanig kan Hido wel als voorbeeld gelden voor beide benaderingen. Hij geeft zowel een visuele als metaforische lading aan zijn foto’s.

Ook schrijvers verbeelden schemer en omdat het visuele in de taal niet meteen voorop staat, is er al snel sprake van een verbeeldend karakter. Een bekend voorbeeld is het boek Hersenschimmen van J. Bernlef [1937-2012]. Naar aanleiding van dat boek maakte ik een paar jaar geleden al eens een serie.

Wellicht moet ik daar nog eens goed naar kijken en me opnieuw laten inspireren door mijn eigen werk. Kan dat wel, vraag ik me nu af. Laten inspireren door je eigen werk. Hoe werkt dat bij eigenlijk andere fotografen?
AI geeft daar de volgende draai aan: ‘inspiratie uit eigen kunstwerk betekent het ontdekken van nieuwe ideeën, technieken of stijlen door reflectie op je bestaande werk. Dit kan leiden tot experimenten, het onderzoeken van alternatieve interpretaties, en het identificeren van patronen in je werk die je verder kunnen inspireren.’ [einde AI citaat] Eigenlijk doen heel veel kunstenaars en fotografen dat. Degene die een persoonlijke stijl ontwikkelt, zal systematisch of gevoelsmatig verder werken aan een nieuw thema, gebaseerd op eerder werk.
Een heel sprekend voorbeeld is Cindy Sherman… met haar conceptuele portretfotografie. In alle rollen vanaf de jaren 70 in de vorige eeuw tot haar meest recente werk figureert ze zelf om de wereld een spiegel voor te houden.

Bij sommige fotografen is de visuele stijl het uitgangspunt zoals bij ‘de Bechers’ onder andere met hun mijnschachten, koeltorens en vakwerkhuisjes. Daartegenover staat bijvoorbeeld Nan Goldin waarbij haar rijke archief steeds een inspiratie is om daarmee nieuwe dingen te maken.
De vraag -of liever wat aandacht hierbij vraagt- is of je niet ‘trapt in de valkuil’ van je eigen referentiekader, het zogenaamd rondjes maken in je eigen modderpoel. Af en toe een uitglijer maken, kan dan heel verrijkend werken, lijkt me.

Een fotograaf die ik leerde kennen door een boek over portretfotografie is Annaleen Louwens. Haar werk kenmerkt zich door reflectie op thema’s als identiteit, ‘human conditions’ en het fragiele karakter van ons bestaan. Annaleen Louwes (1959) woont en werkt (als autonoom fotograaf en docent) in Amsterdam. Haar grote interesse in de manieren waarop mensen overleven in verschillende omstandigheden en de impact die dit heeft op hun lichaam en houding, komt tot uiting in verschillende fotografische series.

Een ‘eerste’ mijmering over schemer. Voor nu voldoende, lijkt me. Misschien later meer …