herinneringen I

Eind vorig kalenderjaar was ik begonnen aan het project herinneringen. Het was mijn bedoeling om jonge en oudere mensen te vragen naar herinneringen en de toekomst. De Coranacrisis stak daar een drietal interviews een stokje voor. Ook het project IN BETWEEN heb ik moeten stopzetten. IN BETWEEN gaat over mensen die in hun leven te maken hebben gehad met een zeer ingrijpende gebeurtenis. Ik hoop dat ik beide projecten weet kan oppakken na de C-tijd.

Hermien [Bontebrug 1927] | © Peter van Tuijl

Ik bezoek Hermien in het verzorgingshuis Debbeshoek in Ulft. Ze woont daar sinds het met haar man minder ging. “Vijf jaar geleden stierf Wim. Ons huwelijk was de gelukkigste periode van mijn leven. Maar ook nu is het oké en ik ben van plan om in ieder geval 100 te worden.”

Hermien was leerling aan de Vakschool in Terborg. Een vierjarige opleiding om coupeuse of hulp in de huishouding te worden. Een belangrijk deel van de oorlog zat ze op die school maar op het einde van de oorlog diende zij bij een familie in Zutphen en later in Gendringen. “De reis met de boemel tussen Zutphen en Bontebrug vond ik best wel spannend.

Eigenlijk was de oorlog in het begin in onze buurt best wel rustig. Er waren zo’n veertigtal jonge Duitse soldaten gelegerd in de zaal van het café vlakbij waar we woonden. Er waren ook wat soldaten ingekwartierd in ons huis. We moesten een deel afstaan.

Later tegen het eind van de oorlog kwamen er meer luchtgevechten. Ik kreeg weleens op mijn kop van mijn vader als ik pas na de derde sirene de schuilkelder in vluchtte. Bij onze buren was tijdens de oorlog een grote schuilkelder gegraven waar we wel met een stuk of vier families in konden. Er was ook een baby’tje en als we in de schuilkelder zaten ging ik bij de boer een kannetje melk voor haar halen. Ik weet nog wel dat ik me dan erg klein maakte. Maar ik geloof niet dat ik toen bang was.

Nu ik er zo over praat herinner ik me ook wel angstige momenten. Toen ik in 1944 als dienstmeisje werkte bij een ambtenarengezin in Gendringen mocht ik ’s avonds soms pas na acht uur naar huis terwijl de avondklok gold. Ik was als de dood voor de SS die mensen aanhielden. Ook was ik wel een beetje bang dat ze zouden ontdekken dat mijn vader stiekem naar Radio Oranje luisterde. Waar die radio precies verstopt werd wist niemand bij ons thuis behalve mijn vader natuurlijk. Toen de radio’s in beslag werden genomen hadden ze een hele oude ingeleverd en deze dus verstopt.

Toen ik op de Vakschool zat kwam het ook wel voor dat er plotsklaps een leerling niet meer kwam. Je wist nooit precies wat er aan de hand was, maar er werd wel gefluisterd dat het dan ging om kinderen van Joodse gezinnen. Gevlucht of veel erger, gevangen.

Ik was 16 toen we bevrijd werden. We zaten drie dagen in de schuilkelder en de kerk met de pastorie gingen in vlammen op. Bij Holtslag was het grote bevrijdingsbal. Ondanks dat ik al werkte was ik nog zo bleu dat ik de hele tijd aan de kant heb gestaan en gekeken naar het gespring en gehos van de mensen in de zaal.”